ES
EN
NL
FR
DE
IT
Aprender vocabulario
Sugerencias
Método de estudio
Inicio
Wozzol
Sugerencias
Método de estudio
Listas de vocabulario
Noticias
Aprender vocabulario
Si desea aprender más vocabulario en un idioma extranjero, háganoslo saber.
Póngase en contacto con nosotros
Lista de vocabulario
Listas de vocabulario
Engels
Cambridge University Press
English in Mind Second edition
A2 - Deel 1 - 2e editie
Hoofdstuk 10 - Don't give up
Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.
Acciones
Lista abierta para aprender
Imprimir la lista como
flashcards
Exportar lista como archivo de texto
Engels
Nederlands
adverb
=
bijwoord
alive
=
in leven
although
=
alhoewel
aspirin
=
aspirine
to attack
=
aanvallen
Austrian
=
Oostenrijks
badly
=
erg
biologist
=
bioloog
birth
=
geboorte
Brazilian
=
Braziliaans
bricklayer
=
metselaar
to clear
=
opklaren
compulsory
=
verplicht
crocodile
=
krokodil
deep
=
diep
director
=
regisseur
documentary
=
documentaire
easily
=
gemakkelijk
to expect
=
verwachten
to explode
=
ontploffen
extremely
=
buitengewoon
fog
=
mist
foggy
=
mistig
forecast
=
voorspelling
fortunately
=
gelukkig
to freeze
=
vriezen
headache
=
hoofdpijn
heavily
=
hard
high
=
hoogte
hill
=
heuvel
to hold (someone) up
=
ophouden
to hurry up
=
opschieten
hut
=
hut
impatiently
=
ongeduldig
incorrect
=
verkeerd
incredible
=
ongelofelijk
jungle
=
oerwoud
to keep going
=
doorgaan
lately
=
onlangs
lazily
=
traag
to lift
=
optillen
lightning
=
bliksem
to lose
=
verliezen
loud
=
luidruchtig
loudly
=
luid
metre
=
meter
to miss
=
missen
neck
=
nek
noise
=
lawaai
pain
=
pijn
painting
=
schilderij
to pass
=
slagen
Peru
=
Peru
pleased
=
blij
to prefer
=
de voorkeur geven aan
to press
=
duwen
quietly
=
zacht
runner
=
hardloper
safely
=
veilig
Scotland
=
Schotland
to shine
=
schijnen
shoulder
=
schouder
slowly
=
langzaam
sportswoman
=
sportvrouw
stomach
=
maag
survival / survive
=
overleven
Swedish
=
Zweeds
terrible
=
verschrikkelijk
thunder
=
donder
thunderstorm
=
onweer
unconscious
=
bewusteloos
version
=
versie
weird
=
vreemd
wimp
=
watje