- Engels Nederlands
- activity = activiteit
- ages = lang geleden
- Albania = Albanië
- to appear = verschijnen
- article = artikel
- artist = kunstenaar
- ballet = ballet
- bottle = fles
- to break a record = een record breken
- charity = liefdadigheid
- classical = klassiek
- clown = pias
- to construct = bouwen
- cool = kalm
- to daydream = dagdromen
- eleven = elf
- frog = kikker
- fund = fonds
- gorilla = gorilla
- helmet = helm
- holder = bezitter
- huge = gigantisch
- juggling = jongleren
- largest = grootst
- locomotive = locomotief
- lottery = loterij
- to measure = meten
- model = model
- motor cycle = motorfiets
- physical = lichamelijk
- pogo stick = pogo-stick
- to raise money = geld inzamelen
- to receive = ontvangen
- record = record
- risk = risico
- September = september
- silly = dom
- to skip = touwtje springen
- snake = slang
- spoon = lepel
- strange = vreemd
- suit = pak
- tarantula = vogelspin
- tiger = tijger
- toothpick = tandenstoker
- to touch = aanraken
- weight = gewicht
- whose = wiens