ES
EN
NL
FR
DE
IT
Aprender vocabulario
Sugerencias
Método de estudio
Inicio
Wozzol
Sugerencias
Método de estudio
Listas de vocabulario
Noticias
Aprender vocabulario
Si desea aprender más vocabulario en un idioma extranjero, háganoslo saber.
Póngase en contacto con nosotros
Lista de vocabulario
Listas de vocabulario
Engels
Cambridge University Press
THiNK
A2 - Deel 1 - 1e editie
Hoofdstuk 4 - Family ties
Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.
Acciones
Lista abierta para aprender
Imprimir la lista como
flashcards
Exportar lista como archivo de texto
Engels
Nederlands
daughter
=
dochter
sister
=
zus
father
=
vader
wife
=
vrouw/echtgenote
son
=
zoon
brother
=
broer
mother
=
moeder
husband
=
man/echtgenoot
aunt / aunty
=
tante
my
=
mijn
mine
=
van mij
your
=
jouw/uw
yours
=
van jou/u
her
=
haar
hers
=
van haar
his
=
zijn
our
=
ons/onze
ours
=
van ons
their
=
hun
theirs
=
van hun
who
=
wie
whose
=
van wie
side of the family
=
kant van de familie
big brother
=
grote broer
uncle
=
oom
sister-in-law
=
schoonzus
little brother
=
broertje
grandparents
=
grootouders
cousin
=
neef/nicht
grandma
=
oma
grandpa / granddad
=
opa
granddaughter
=
kleindochter
upset
=
overstuur/verdrietig/boos
angry
=
boos
surprised
=
verbaasd
confused
=
in de war
proud
=
trots
relieved
=
opgelucht
worried
=
bezorgd
scared
=
bang
to fight
=
ruzie maken
to spend time
=
tijd doorbrengen
hero
=
held
ambulance
=
ambulance
to disappear
=
verdwijnen
to be in trouble
=
problemen hebben
to open presents
=
cadeaus openmaken
to watch a performance
=
naar een show kijken
to celebrate
=
vieren
international
=
internationaal
national
=
nationaal
to share
=
delen
together
=
samen
invitation
=
uitnodiging