Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Engels Nederlands
  • apologise = zich verontschuldigen
  • divert = omleiden
  • air traffic = luchtverkeer
  • runway = start- en landingsbaan
  • remain seated = blijven zitten
  • procedure = procedure / handelingen
  • tray-table = tafeltje in vliegtuigstoel
  • declare = aangeven bij douane
  • illegal = onwettig / illegaal
  • substance = vaste stof of vloeistof
  • line = lijn van de ondergrondse
  • exchange = uitwisselen
  • stamp = afstempelen
  • decent = fatsoenlijk / lekker
  • user-friendly = gebruiksvriendelijk
  • packed with = vol met
  • hostel / guest house = pension
  • self-catering = zelf voor maaltijden zorgen
  • bed and breakfast = pension / b&b
  • break = vakantie
  • resort = vakantieoord
  • destination = bestemming
  • tour operator / travel company = reisorganisatie
  • sensitive to = gevoelig voor / bewust van
  • cash in = makkelijk geld verdienen aan
  • contribution = bijdrage
  • self-esteem = eigenwaarde
  • pitch = sportveld / veld
  • currency = valuta / munt
  • further = verder / nadere
  • rural = plattelands- / landelijk
  • steam = stomen
  • gathering = bijeenkomst
  • shore = kust
  • turtle = waterschildpad / schildpad
  • traffic jam = file
  • in peace = rustig / in alle rust
  • chilly = fris / koud
  • clear = weggaan / opentrekken
  • outlook = vooruitzicht / verwachting
  • road works = wegwerkzaamheden
  • junction = afslag / afslag van snelweg / afrit
  • generally = over het algemeen
  • in operation = in gebruik
  • shut down = sluiten
  • through train = doorgaande trein
  • personal belongings = persoonlijke eigendommen
  • inconvenience = ongemak
  • regret = spijt hebben / betreuren
  • underneath = onder
  • cut = snijwond
  • plaster = pleister
  • wound dressing = verbandmateriaal / verband
  • contaminated = besmet
  • ease = afnemen / minder worden
  • sunburn = zonnebrand
  • by any chance = toevallig
  • safari = safari
  • spaces = plaatsen
  • trekking = een trektocht maken
  • experience = ervaren / beleven
  • unspoilt = onbedorven
  • wilderness = wildernis / woesternij