Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Engels Nederlands
  • breakthrough = doorbraak
  • journal = tijdschrift
  • catch a glimpse = een glimp opvangen
  • participant = deelnemer
  • runner up = nummer twee
  • nausea = misselijkheid
  • emergency services = noodhulpdiensten
  • seal off = hermetisch afsluiten
  • until further notice = tot nader order
  • senior = hoger in rang
  • member of staff = medewerker
  • on the spot = ter plaatse
  • look into = onderzoeken
  • engineer = technicus / monteur
  • locate = opsporen
  • spokesperson = woordvoerder
  • afternoon off = middag vrij
  • monitor = in de gaten houden
  • employ = in dienst hebben
  • retrial = nieuwe rechtzaak
  • blackmail = afpersing
  • case = rechtzaak
  • jail = gevangenzetten
  • conviction = veroordeling
  • plead guilty = schuld bekennen / schuldig
  • endanger = in gevaar brengen
  • appearance = verschijning
  • ghostly = spookachtig
  • exhibition = tentoonstelling
  • purchase = aankoop
  • general = algemeen
  • sunny spells = opklaringen
  • scattered showers = hier en daar een bui
  • contain = bevatten
  • bring up = opvoeden
  • genius = geniaal iemand
  • fill in = op de hoogte brengen
  • hit off / kick off = beginnen met
  • commit a crime = een misdaad plegen
  • shoot up = omhoogschieten
  • ignore = negeren
  • work out fine = goedkomen / lukken
  • orbit = cirkelen om
  • mission = missie
  • harmful = schadelijk
  • sell-by date = uiterste verkoopdatum
  • rubbish dump = vuilnisbelt
  • manufacturer = producent
  • remove = verwijderen
  • distract = afleiden
  • point out = ergens op wijzen / op wijzen
  • tune in to = afstemmen op / luisteren naar
  • binge drinking = heel veel alcohol drinken / veel te veel alcohol drinken
  • pillar = pilaar
  • sticky = plakkerig / plakkerige / kleverig / kleverige
  • turn = worden
  • cardigan = vest
  • furry = bontachtig / zacht
  • nail varnish = nagellak
  • let your hair hang down = De bloemetjes buiten zetten
  • as a matter of fact = eigenlijk / trouwens
  • influence = invloed
  • fashion designer = modeontwerper
  • encourage = stimuleren / aanmoedigen
  • couch potato = iemand die altijd op de bank voor de tv zit / tv-verslaafde
  • prevent = voorkomen / voorkómen
  • current affairs = actualiteiten
  • portray = afschilderen / beschrijven
  • make generalisations = generaliseren