Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Engels Nederlands
  • airport = vliegveld
  • arrive = aankomen
  • beautiful = mooi
  • blanket = deken
  • daily = dagelijks
  • delay = vertraging
  • drive = autorijden / rijden
  • fly = vliegen
  • harbour = haven
  • hire / rent = huren
  • hole = gat
  • know = weten
  • leave = vertrekken / weggaan
  • map = kaart
  • maybe / perhaps = misschien
  • must = moeten
  • often = vaak
  • on holiday = op vakantie
  • opposite = tegenover
  • people = mensen
  • plane / airplane / aeroplane = vliegtuig
  • platform = perron
  • prepare = voorbereiden
  • sleep = slapen
  • sometimes = soms
  • stop = halte
  • tower = toren
  • train = trein
  • travel = reizen
  • trip = reis
  • use = gebruiken
  • view = uitzicht
  • visit = bezoeken
  • world = wereld
  • worry = zich zorgen maken