Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Engels Nederlands
  • all = helemaal
  • bad = erg
  • blow = snuiten
  • breathe = ademen / ademhalen
  • build up = opbouwen
  • car sick = wagenziek
  • carry on = doorgaan / verdergaan
  • chemist's = drogist / drogisterij
  • damage = schade
  • describe = beschrijven
  • especially = vooral
  • exercise = lichaamsbeweging / beweging / oefening
  • further = verder
  • greasy = vet
  • gym = sportzaal
  • ice = ijs
  • infection = infectie
  • injure = blesseren / bezeren
  • introduce = voorstellen
  • jellyfish = kwal
  • last = duren
  • lazy = lui
  • lean = leunen
  • lift = optillen
  • nearly = bijna
  • Never mind. = Geeft niet. / Het geeft niet.
  • painful = pijnlijk
  • pale = lichte / licht
  • possible = mogelijk
  • pregnant = zwanger / in verwachting
  • protect = beschermen
  • reason = reden
  • smell = stinken
  • suitable = geschikt
  • sun cream = zonnebrandcrème
  • though = echter
  • twice = twee keer / tweemaal
  • underwear = ondergoed
  • waiting room = wachtkamer
  • wake up = wakker maken
  • warning = waarschuwing
  • weights = gewichten