Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Engels Nederlands
  • according to = volgens
  • achieve = bereiken
  • amount = hoeveelheid
  • bags = wallen
  • barely = nauwelijks
  • bite = hapje
  • blood pressure = bloeddruk
  • breach = breken
  • certain = bepaalde
  • chunk of = stuk
  • condition = kwaal
  • conduct = gedrag
  • cure = geneesmiddel
  • current = huidige
  • deal with = omgaan met
  • decrease = verlagen
  • describe = omschrijven
  • despite = ondanks
  • develop = ontwikkelen
  • disorder = stoornis
  • Dizzy = duizelig
  • earlier = eerder
  • fact = feit
  • gradually = geleidelijk
  • guy = jongen
  • happen to be = zijn toevallig
  • haunt = achtervolgen
  • have in common = gemeen hebben
  • health insurance card = verzekeringspasje
  • increase = verhogen
  • incredible = ongelofelijk
  • injury = blessure
  • intake = inname
  • lose weight = afvallen
  • main point = hoofdgedachte
  • mean = bedoelen
  • mention = noemen
  • mind = hoofd
  • modify = aanpassen
  • needless to say = het spreekt vanzelf
  • number = aantal
  • obvious = duidelijk
  • occur = voorkomen
  • paragraph = alinea
  • participant = deelnemer
  • physical = lichamelijke
  • preference = voorkeur
  • raw = rauwe
  • reach for = reiken naar
  • regular = vaste
  • require = nodig hebben
  • resistance = weerstand
  • sentence = zin
  • severe = ernstige
  • silly = flauw
  • sir = meneer
  • slip away = wegglippen
  • sneaky = geniepig
  • spot = pukkel
  • squeak = piepen
  • surgery = spreekkamer
  • suspend = schorsen
  • take care = oppassen
  • take hold = vastpakken
  • That makes sense. = Dat klinkt logisch.
  • thought = gedachte
  • tolerable = draaglijk
  • treadmill = loopband
  • treat = behandelen
  • unlikely = onwaarschijnlijk
  • upwards = omhoog
  • ward = afdeling
  • word = woord
  • work out = trainen