Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Engels Nederlands
  • announcement = aankondiging
  • to emphasize = benadrukken
  • awareness = bewustzijn
  • session = bijeenkomst
  • to be faced with = geconfronteerd worden met
  • to make sure that = ervoor zorgen dat
  • average = gemiddeld
  • amount = hoeveelheid
  • efforts = inspanning
  • option = keuze
  • surrounding = omringende
  • to raise = ophalen
  • hurricane = orkaan
  • to attempt = pogen
  • a while = poosje
  • through = tot en met
  • to hand out = uitdelen
  • to require = vereisen
  • sufficient = voldoende
  • according to = volgens
  • prospect = vooruitzicht
  • to wrestle = worstelen
  • degree = academische graad
  • to reward = belonen
  • extraordinary = buitengewoon
  • peer = leeftijdgenoot
  • at the rate of = met een snelheid van
  • to ignore = negeren
  • awkward = onhandig
  • clumsiness = onhandigheid
  • education = opvoeding
  • exaggerated = overdreven
  • to convince = overtuigen
  • to bully = pesten
  • to trip = struikelen
  • contemporary = tijdgenoot
  • admission = toelating
  • amazing = verbazingwekkend
  • requirement = vereiste / eis
  • to broaden = verruimen
  • terms = voorwaarde
  • foster parents = adoptieouders
  • appliance = apparaat
  • major = belangrijk
  • pale = bleek
  • Dizzy = duizelig
  • corridor = gang
  • rumour = gerucht
  • angle = hoek
  • minor = minder belangrijk
  • fake = nep
  • despite = ondanks
  • invisible = onzichtbaar
  • to exaggerate = overdrijven
  • gossips = roddels
  • equipment = uitrusting
  • defence = verdediging
  • to gain = verkrijgen / krijgen
  • to assume = veronderstellen / aannemen
  • to swear = vloeken
  • disgusting = weerzinwekkend
  • to deal with = aanpakken
  • presence = aanwezigheid
  • to decrease = afnemen
  • device = apparaatje
  • poverty = armoede
  • to determine = bepalen
  • willing to = bereid om
  • availability = beschikbaarheid
  • to consider = beschouwen als
  • existing = bestaand
  • to involve = betreffen
  • to turn out to be = blijken te zijn
  • assistant principal = conrector
  • in addition = daar komt nog bij
  • drop = daling
  • obvious = duidelijk
  • a drop in the bucket = een druppel op een gloeiende plaat
  • bucket = emmer
  • impact = enorm effect
  • to fail = er niet in slagen
  • to apply to = gelden voor
  • appropriate = geschikt
  • cases = gevallen
  • desired = gewenst
  • limit = grens
  • hollow = hol
  • in response to = in antwoord op
  • to put into practice = in praktijk brengen
  • today's youth = jeugd
  • youngster = jongere
  • powerful = krachtig
  • issue = kwestie
  • peers = leeftijdgenoten
  • physical = lichamelijk
  • rather than = liever dan
  • measures = maatregelen
  • to have control over = macht hebben over
  • environment = omgeving
  • component = onderdeel
  • to underestimate = onderschatten
  • to lack = ontbreken
  • to develop = ontwikkelen
  • to trace = opsporen
  • discipline problems = ordeproblemen
  • conviction = overtuiging
  • staff = personeel
  • to occur = plaatsvinden
  • to tease = plagen
  • attempt = poging
  • headmaster = rector
  • frequent = regelmatig / vaak voorkomend
  • schedule = rooster
  • cooperation = samenwerking
  • similar = soortgelijk
  • view = standpunt
  • to express = uitspreken
  • to stretch = uitstrekken
  • to vary = varierën
  • to deserve = verdienen
  • to reduce = verminderen
  • to provide = verschaffen
  • several = verscheidene
  • far-reaching = vérstrekkend
  • to gather = verzamelen
  • to refer to = verwijzen naar
  • value = waarde
  • desperate = wanhopig
  • to keep off = weghouden van
  • to indicate = wijzen (erop) / wijzen
  • roots = wortels
  • hectic = zeer druk
  • caring = zorgzaam
  • to attract = aantrekken
  • guidance = begeleiding
  • specific = bepaald
  • to be bothering = dwarszitten
  • community = gemeenschap
  • to be related to = in verband staan met
  • charity = liefdadigheidsinstelling
  • at ease = op je gemak
  • drama = toneel
  • extremely = uiterst
  • exchange = uitwisseling
  • to sort out = ordenen
  • subject = vak
  • voluntary = vrijwillig
  • site = bouwplaats / plaats
  • with reference to = naar aanleiding van
  • to improve = verbeteren
  • a school of pre-university education = vwo