- Engels Nederlands
- move = verhuizing
- countryside = platteland
- to get it = het begrijpen
- of course = natuurlijk
- calmer = rustiger
- boring = saai
- cinemas = bioscopen
- walking = wandelen
- horse-riding = paardrijden
- smells = ruikt
- pigs = varkens
- to leave = verlaten
- mates = vrienden
- to react = reageren
- a shame = jammer
- found = gevonden
- ever = ooit
- stables = stallen
- tennis court = tennisbaan
- to persuade = overhalen
- staying = blijven
- hang on = wacht even
- droppings = uitwerpselen
- badger = das
- nasty = heel naar
- seeds = zaadjes
- bits = stukjes
- pit = kuil
- blackberries = zwarte bessen
- hedgehog = egel
- wrinkled = rimpelig
- shiny = glanzend
- fox = vos
- rotten = bedorven
- fur = vacht
- feathers = veren
- bat = vleermuis
- flew = vloog
- cave = grot
- begged = smeekten
- gave in = gaf toe
- curiously = nieuwsgierig
- main = belangrijkste
- path = (wandel)pad / wandelpad / pad
- to be stuck = vastzitten
- panic = paniek
- to get to = aankomen bij
- clearing = open plek in het bos
- youth hostel = jeugdherberg
- urgently = dringend
- leader = leider
- lobby = hal
- clearly = duidelijk
- lost = verdwaald
- useless = nutteloos
- map = landkaart
- reader = lezer
- oak tree = eikenboom
- middle = midden
- forest = bos
- polite = beleefd
- to be called = heten
- along = over
- to pretend = doen alsof
- gathered = verzamelden
- nodded = knikten
- excitedly = opgewonden