ES
EN
NL
FR
DE
IT
Aprender vocabulario
Sugerencias
Método de estudio
Inicio
Wozzol
Sugerencias
Método de estudio
Listas de vocabulario
Noticias
Aprender vocabulario
Si desea aprender más vocabulario en un idioma extranjero, háganoslo saber.
Póngase en contacto con nosotros
Lista de vocabulario
Listas de vocabulario
Engels
ThiemeMeulenhoff
Go for it!
1 t-havo-vwo
Go for it 1thv-Unit4
Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.
Acciones
Lista abierta para aprender
Imprimir la lista como
flashcards
Exportar lista como archivo de texto
Engels
Nederlands
market research
=
marktonderzoek
to walk
=
lopen
shopping centre
=
winkelcentrum
purple
=
paars
in the sale
=
in de uitverkoop
much / many / much / many
=
veel
packed
=
erg druk
competition
=
wedstrijd
a few
=
een paar
prize
=
prijs (om te winnen) / prijs om te winnen / prijs
mystery
=
verrassing
a little
=
een beetje
to think
=
vinden
easy
=
gemakkelijk
tasty
=
lekker
lucky draw
=
verloting
to invite
=
uitnodigen
horrible
=
afschuwelijk
disgusting
=
walgelijk
plum
=
pruim
sold out
=
uitverkocht
size
=
maat / grootte
disaster
=
ramp
holiday
=
vakantie
maybe
=
misschien
to buy
=
kopen
box
=
doos
shopaholic
=
koopverslaafde
TV commercial
=
tv-reclame
to dump
=
wegdoen
to share
=
delen
fashion
=
mode
to borrow
=
lenen van iemand
cash point machine
=
pinautomaat
bank account
=
bankrekening
empty
=
leeg
to throw
=
gooien
to lend
=
lenen aan iemand
future
=
toekomst
to treat
=
trakteren
to spend
=
uitgeven
to donate
=
doneren
to hide
=
verbergen
to rip up
=
verscheuren
rubbish bin
=
vuilnisbak
bottle
=
fles
to get rid of
=
van de hand doen
choice
=
keus
to look for
=
zoeken naar
particular
=
speciaal
shelf
=
plank
bookshop
=
boekenwinkel
next door
=
hiernaast
floor
=
verdieping
travel agency
=
reisbureau
bakery
=
bakkerij
picture
=
plaatje
occasion
=
gelegenheid
wedding
=
bruiloft
anniversary
=
verjaardag
to reach
=
er(gens) bij kunnen / erbij kunnen / ergens bij kunnen
cheap
=
goedkoop
guy
=
vent
pigeon
=
duif
to keep a close eye on
=
goed in de gaten houden
toddler
=
peuter
drove
=
reed
left
=
liet achter
handbrake
=
handrem
to steer
=
sturen
luckily
=
gelukkig
hurt
=
gewond
damage
=
schade
safety
=
veiligheid
gear
=
versnelling
stolen
=
gestolen
bought
=
kocht
crisps
=
chips
to smash
=
inslaan
theft
=
diefstal
to examine
=
onderzoeken
brand
=
merk
reduced
=
afgeprijsd
to discover
=
ontdekken
best-before date
=
houdbaarheidsdatum
unusual
=
ongewoon
smelt
=
roken
out of date
=
over de datum
to add
=
toevoegen
to prevent
=
voorkomen
stock
=
voorraad
precautions
=
voorzorgsmaatregelen
nail varnish
=
nagellak
ram-raid
=
ramkraak
incident
=
voorval
good cause
=
goed doel
organic waste
=
gft-afval