ES
EN
NL
FR
DE
IT
Aprender vocabulario
Sugerencias
Método de estudio
Inicio
Wozzol
Sugerencias
Método de estudio
Listas de vocabulario
Noticias
Aprender vocabulario
Si desea aprender más vocabulario en un idioma extranjero, háganoslo saber.
Póngase en contacto con nosotros
Lista de vocabulario
Listas de vocabulario
Engels
ThiemeMeulenhoff
Go for it!
2 havo-vwo
Go for it 2hv-Unit4
Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.
Acciones
Lista abierta para aprender
Imprimir la lista como
flashcards
Exportar lista como archivo de texto
Engels
Nederlands
to travel
=
reizen
coach
=
bus
elderly
=
bejaard
to visit
=
bezoeken
to move
=
verhuizen
to stay in touch
=
contact houden
important
=
belangrijk
arts festival
=
kunstfestival
to be sure / to be certain
=
het zeker weten
castle
=
kasteel
to realise
=
beseffen
huge
=
enorm
wrong
=
verkeerd
massive
=
heel groot
plane
=
vliegtuig
airport
=
vliegveld
to fly
=
vliegen
guidebook
=
reisgids
to have a word with
=
even praten met
driver
=
chauffeur
non-stop
=
direct
involving
=
waarbij ... betrokken zijn / betrokken zijn bij
to cause
=
veroorzaken
to mess around
=
rotzooi trappen
regularly
=
regelmatig
to insult
=
beledigen
passenger
=
passagier
conductor
=
conducteur
to chuck
=
weggooien
to confirm
=
bevestigen
fare
=
ritprijs
to confess
=
opbiechten
to take the mick out of
=
voor de gek houden
to be bored
=
zich vervelen
particularly
=
in het bijzonder
often
=
vaak
to discourage
=
ontmoedigen
bill
=
rekening
despite
=
ondanks
to care
=
geven om
upper deck
=
bovendek
assault
=
aanval
threatening
=
bedreigend
to leave
=
achterlaten
can
=
blikje
to give a hand
=
helpen
to trek
=
een lange reis maken
across
=
door
to pull your weight
=
je steentje bijdragen
back
=
rug
straight
=
recht
to bend
=
buigen
to lift
=
optillen
to strain
=
verrekken
pain
=
pijn
at the bottom of
=
onderin
fault
=
schuld
boyfriend
=
vriendje
to avoid
=
vermijden
sudden
=
plotseling
movement
=
beweging
painkiller
=
pijnstiller
painful
=
pijnlijk
to break
=
breken
funny
=
grappig
to contain
=
bevatten
exercise bike
=
hometrainer
to speed
=
te hard rijden
to blame
=
de schuld geven aan
lack
=
gebrek
goat
=
geit
motorist
=
automobilist
mountain
=
berg
to take advantage of
=
gebruikmaken van
to risk
=
het risico lopen
obviously
=
klaarblijkelijk
ticket
=
bekeuring
monkey
=
aap
commuter
=
forens (iemand die heen en weer reist tussen woonplaats en werk) / forens
pickpocket
=
zakkenroller
to escape
=
ontsnappen
to chase
=
(weg)jagen / wegjagen / jagen
delay
=
vertraging
fierce
=
woest
government
=
regering
vegetable
=
plantaardig
to power
=
aandrijven
fuel
=
brandstof
to believe
=
geloven
law
=
wet
to encourage
=
aanmoedigen
vehicle
=
voertuig
agricultural
=
landbouw
to solve
=
oplossen
prosecution
=
gerechtelijke vervolging
unauthorised
=
niet toegestaan
tax evader
=
belastingontduiker
criminal record
=
strafblad
plain-clothes inspector
=
agent in burger
curfew
=
uitgaansverbod