Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Engels Nederlands
  • to be in short supply = een tekort zijn aan
  • bid = offerte, bod / offerte / bod
  • cash = contant
  • Chamber of Commerce = Kamer van Koophandel
  • company = bedrijf
  • to compete with = concurreren met
  • consumer goods = consumentengoederen
  • customs = douane
  • customer = klant
  • director = directeur, directrice / directeur / directrice
  • demand = vraag
  • estimate = offerte
  • executive = manager
  • headquarters = hoofdkantoor
  • invoice = factuur
  • market research = marktonderzoek
  • net price = nettoprijs
  • output = opbrengst, productie / opbrengst / productie
  • profit = winst
  • to produce = produceren
  • retail price = winkelprijs
  • sales department = verkoopafdeling
  • schedule = schema
  • strategy = strategie
  • supply and demand = vraag en aanbod
  • to take over = overnemen
  • target = doel
  • trade fair = handelsbeurs
  • warehouse = pakhuis
  • world trade = wereldhandel