ES
EN
NL
FR
DE
IT
Aprender vocabulario
Sugerencias
Método de estudio
Inicio
Wozzol
Sugerencias
Método de estudio
Listas de vocabulario
Noticias
Aprender vocabulario
Si desea aprender más vocabulario en un idioma extranjero, háganoslo saber.
Póngase en contacto con nosotros
Lista de vocabulario
Listas de vocabulario
Engels
ThiemeMeulenhoff
New Interface
2 t-havo-vwo
2 blue-Unit1-Lesson1
Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.
Acciones
Lista abierta para aprender
Imprimir la lista como
flashcards
Exportar lista como archivo de texto
Engels
Nederlands
to think
=
denken
thought
=
dacht, dachten / dacht / dachten
to go
=
gaan
went
=
ging, gingen / ging / gingen
detective
=
detective
uniform
=
uniform
to give
=
geven
gave
=
gaf, gaven / gaf / gaven
clue
=
aanwijzing
to tell
=
vertellen
told
=
vertelde, vertelden / vertelde / vertelden
accent
=
accent
Scotland
=
Schotland
to spell
=
spellen
original
=
origineel
not … either
=
ook niet
California
=
Californië
to have
=
hebben
had
=
had, hadden / had / hadden
centre
=
centrum
Glasgow
=
Glasgow
to seem
=
lijken
to mean
=
bedoelen
meant
=
bedoelde, bedoelden / bedoelde / bedoelden
college
=
middelbare school
to find out
=
ontdekken
found out
=
ontdekte, ontdekten / ontdekte / ontdekten
fare
=
tarief, prijs van kaartje openbaar vervoer / tarief / prijs van kaartje openbaar vervoer
bus pass
=
abonnement
pass
=
kortingskaart
anything
=
iets
that way
=
op die manier
to buy
=
kopen
bought
=
kocht, kochten / kocht / kochten
to get
=
ophalen
got
=
haalde op, haalden op / haalde op / haalden op
to stick with
=
blijven bij
stuck with
=
bleef bij, bleven bij / bleef bij / bleven bij
to look after
=
zorgen voor
to cost
=
kosten
cost
=
kostte, kostten / kostte / kostten
change
=
wisselgeld
sweet
=
schattig
bus driver
=
buschauffeur
driver
=
chauffeur
to introduce
=
voorstellen
lots of
=
veel
apartment
=
appartement