- Engels Nederlands
- presentation = spreekbeurt
- central heating = centrale verwarming
- share (to) = delen
- imagine (to) = je voorstellen
- survive (to) = overleven
- snow (to) = sneeuwen
- knit (to) = breien
- build (to) - built - built = bouwen
- front garden = voortuin
- paper = krant
- remind (to) = doen denken
- topic = onderwerp
- survey = onderzoek
- recently = pasgeleden
- figure = cijfer
- then = toen
- uncomfortable = ongemakkelijk
- foot = voet (Engelse lengtemaat: 30,48 cm)
- bet (to) - bet - bet = wedden
- not … either = ook niet