ES
EN
NL
FR
DE
IT
Aprender vocabulario
Sugerencias
Método de estudio
Inicio
Wozzol
Sugerencias
Método de estudio
Listas de vocabulario
Noticias
Aprender vocabulario
Si desea aprender más vocabulario en un idioma extranjero, háganoslo saber.
Póngase en contacto con nosotros
Lista de vocabulario
Listas de vocabulario
Frans
ThiemeMeulenhoff
Libre Service vierde editie
VWO - Leerjaar 4 - 4e editie
4 vwo-unité 6, INSOLITE
Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.
Acciones
Lista abierta para aprender
Imprimir la lista como
flashcards
Exportar lista como archivo de texto
Frans
Nederlands
le peintre
=
de schilder
la commande
=
de bestelling
cordial
=
hartelijk
en tout cas
=
in ieder geval
garer / se garer
=
parkeren
sourd
=
doof
prévenir
=
waarschuwen
la livraison
=
de levering
d’habitude
=
gewoonlijk
croiser
=
tegenkomen
être au courant
=
op de hoogte zijn
le terreau
=
de potgrond
livrer
=
leveren
énervé
=
geïrriteerd / kwaad
être ravi
=
dolblij zijn
la mauvaise surprise
=
de onaangename verrassing
surprendre
=
verrassen
le secret
=
het geheim
inattendu
=
onverwacht
en cachette
=
stiekem
inconnu
=
onbekend
la fureur
=
de woede
découvrir
=
ontdekken
le cambrioleur
=
de inbreker
le propriétaire
=
de eigenaar
favoriser
=
bevorderen / stimuleren
disposer de
=
beschikken over
s’absenter
=
weggaan
diviser
=
verdelen
l’art
=
de kunst
attacher
=
vastmaken
signer
=
tekenen
défendre
=
verdedigen
le tableau
=
het schilderij
le singe
=
de aap
vert foncé
=
donkergroen
être en train de
=
bezig zijn met
le siècle
=
de eeuw
traduire
=
vertalen
appartenir à
=
toebehoren aan
s’enfermer
=
zich opsluiten
la tentative
=
de poging
menacer
=
bedreigen
exposer
=
tentoonstellen
le journal
=
de krant
la rubrique
=
de rubriek
le magazine hebdomadaire / l’hebdo
=
het weekblad
être abonné à
=
geabonneerd zijn op
la une
=
de voorpagina
le titre
=
de kop
à partir de
=
vanaf
les dégâts
=
de schade
c’est-à-dire
=
dat wil zeggen
l’avertissement
=
de waarschuwing
responsable
=
verantwoordelijk
le son
=
het geluid
libérer
=
vrijmaken
la météo
=
het weer
en cas de
=
in geval van
les heures d’ouverture
=
de openingstijden
la circulation
=
het verkeer
provoquer
=
veroorzaken
raisonnable
=
redelijk
la chute
=
de val
occuper
=
bezetten
les frais
=
de kosten
le sentier
=
het pad
assurer
=
verzekeren
le dépassement
=
de overschrijding
l’inondation
=
de overstroming
limiter
=
beperken
l’accès
=
de toegang
l’emplacement
=
de kampeerplaats
exiger
=
eisen
il est autorisé de avoir le droit de
=
het is toegestaan om mogen
vous êtes prié de
=
u wordt vriendelijk verzocht om
faire attention à
=
letten op
iI est défendu de
=
het is verboden te
il est obligatoire de
=
het is verplicht om
le parfum
=
de smaak
saisir
=
grijpen / begrijpen
le gourmand
=
de lekkerbek
la boîte
=
het doosje
gastronomique
=
culinair
l’emballage
=
de verpakking
la dégustation
=
de proeverij
équilibré
=
evenwichtig
cuit
=
gaar
conserver
=
bewaren
à l’époque
=
vroeger
l’esquisse
=
de schets
artificiel
=
kunstmatig
l’apparition
=
de verschijning
considérablement
=
aanzienlijk
tellement
=
zo
davantage
=
meer
la statue
=
het standbeeld
se dépêcher
=
zich haasten
artisanal
=
ambachtelijk
le blanc d’œuf
=
het eiwit
le fondateur
=
de grondlegger
mélanger
=
mengen
surgelé
=
diepvries
le bénefice
=
de winst
l’investissement
=
de investering
la rémunération
=
het loon
faire faillite
=
failliet gaan
monter sa propre affaire
=
zijn eigen zaak opzetten
le chiffre d’affaires
=
de omzet
la viande
=
het vlees
animé
=
druk / levendig
à une centaine de mètres
=
op ongeveer honderd meter
la pièce de théâtre
=
de toneelvoorstelling
le frigo
=
de koelkast
faire cuire
=
bakken
tout droit
=
rechtdoor
le collaborateur
=
de medewerker
de l’autre côté
=
aan de overkant
la rue piétonne
=
de voetgangersstraat
sortir
=
halen uit
plaisanter
=
grapjes maken
préparer le dîner
=
het eten klaarmaken
les feux / les feux de circulation
=
de stoplichten
faire bouillir
=
koken
ça suffit
=
het is genoeg
là-bas
=
daarginds / daar
ne pas avoir besoin de
=
niet hoeven
de chaque côté
=
aan beide kanten
tous les deux
=
met z’n tweeën
le micro-ondes
=
de magnetron
en entier
=
in zijn geheel
le congélateur
=
de diepvries
la piste cyclable
=
het fietspad
traverser le pont
=
de brug oversteken
le rond-point
=
de rotonde
le passage piétons
=
het zebrapad
être perdu
=
de weg kwijt zijn
le carrefour
=
het kruispunt