Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Frans Nederlands
  • s’en aller = weggaan
  • le pote = de vriend
  • se raser = zich scheren
  • à deux pas d’ici = vlakbij
  • se cacher = zich verstoppen
  • la nana = het meisje
  • la foi = het geloof
  • s’attendre à = verwachten
  • nase, naze = stom
  • avoir l’air = eruitzien / eruitzien als
  • être obligé de = verplicht zijn om
  • l’étudiant = de student
  • se sourire = naar elkaar glimlachen
  • content = blij / tevreden
  • triste = verdrietig
  • amoureux = verliefd
  • étonné = verbaasd
  • fier = trots
  • fâché = kwaad
  • excité = opgewonden / druk