Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Engels Nederlands
  • to interrupt = onderbreken
  • proverb = spreekwoord
  • gossip = roddel
  • to gossip = roddelen
  • curious; odd = eigenaardig; vreemd
  • to utter = uiten
  • remark = opmerking
  • to remark = opmerken
  • bilingual = tweetalig
  • native language / native tongue; mother tongue = moedertaal
  • subject = onderwerp
  • to emphasize; to stress = benadrukken
  • emphasis; stress = klemtoon; nadruk
  • fluent = vloeiend
  • slang = jargon
  • to chat = kletsen
  • silence = stilte
  • silent = stil; zwijgend
  • account = verslag
  • understatement = understatement; te zwakke uitdrukking
  • to exclaim = uitroepen
  • eloquent = welsprekend
  • eloquence = welsprekendheid
  • chairman = voorzitter
  • narrator = verteller
  • to hesitate = aarzelen
  • hesitation = aarzeling
  • to confuse = in verwarring brengen
  • confusing = verwarrend