Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Engels Nederlands
  • Menu. = De menukaart.
  • Have you made a choice? = Heeft u een keuze gemaakt?
  • Shall we eat something here? = Zullen we hier iets eten?
  • I’m hungry/thirsty. = Ik heb honger/ik heb dorst.
  • Did you enjoy your meal? = Heeft het u gesmaakt?
  • Yes, thank you. It was very good/excellent. = Ja, bedankt, het was erg goed/uitstekend.
  • Waiter, I would like to pay. = Ober, ik wil betalen.
  • Waiter, may I have the bill please? = Ober, mag ik de rekening hebben a.u.b.?
  • How much is that? = Hoeveel kost dat?
  • That costs …/that is … = Dat kost……
  • I would like to pay cash. = Ik wil contant betalen.
  • I would like to pay by bank card. = Ik wil pinnen.
  • To get money from the cash dispenser = Geld pinnen.
  • That is altogether … = Dat is samen ….
  • To set the table / To lay the table. = De tafel dekken.
  • Spoon = Lepel
  • Fork = Vork
  • Knife = Mes
  • Plate = Bord
  • A setting/cutlery = Bestek
  • There is a fork missing/there’s no fork. = Er ontbreekt een vork.
  • I’ll bring them straight away. = Ik breng ze meteen.
  • The meal is cold/too salty. = Het eten is koud/te zout.