Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Engels Nederlands
  • largely = grotendeels
  • tasty = lekker / smakelijk
  • lifespan = levensduur
  • brand = merk
  • fizzy = met prik
  • barely = nauwelijks
  • environment = omgeving / milieu
  • staff = personeel
  • mash = puree
  • tray = rek
  • creamy = romig / zacht
  • fairly = tamelijk
  • owe = te danken hebben aan
  • overweight = te zwaar
  • add = toevoegen
  • invent = uitvinden
  • disguise = verbergen (gevoel) / verbergen
  • waste = verspilling
  • preventable = voorkoombaar
  • preheat = voorverwarmen
  • demand for = vraag naar
  • global = wereldwijd
  • disease = ziekte
  • obese = zwaarlijvig
  • occasionally = af en toe
  • be dependent on = afhankelijk zijn van
  • insult = belediging
  • modest = bescheiden
  • reliable = betrouwbaar
  • conscious = bewust
  • therefore = daarom
  • You can say that again. = Dat kun je wel zeggen.
  • pressure = druk
  • finally = eindelijk
  • injured = gekwetst
  • fortunately = gelukkig
  • greedy = hebzuchtig / inhalig
  • after all = immers
  • stubborn = koppig
  • accurate = nauwkeurig
  • impatient = ongeduldig