Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Frans Nederlands
  • Quel temps fait-il? = Wat voor weer is het?
  • Il fait chaud = Het is warm
  • Il fait froid = Het is koud
  • Il fait beau = Het is mooi weer
  • Il fait mauvais = Het is slecht weer
  • Il y a du soleil = Het is zonnig
  • Il y a du vent = Het waait
  • Il y a des nuages = Het is bewolkt
  • Il y a du brouillard = Het is mistig
  • Il pleut = Het regent
  • Il neige = Het sneeuwt
  • Il fait 10 degrés = Het is 10 graden
  • La pluie = De regen
  • Le vent = De wind
  • La neige = De sneeuw
  • Le brouillard = De mist
  • Le soleil = De zon
  • Comment? = Hoe?
  • D'où? = Waar vandaan?
  • Quoi? = Wat?
  • Quel? = Welke? (mannelijk)
  • Quelle? = Welke? (vrouwelijk)