- Engels Nederlands
- bathroom = badkamer
- bedroom = slaapkamer
- carpet = vloerkleed
- walk-in closet = inloopkast
- crib = slaapplaats
- cushion = kussen
- furniture = meubels
- kitchen = keuken
- mess = troep
- room = kamer
- dining room = eetkamer
- living room = woonkamer
- sofa = bank
- utility room = bijkeuken
- wall = muur
- washbasin = wastafel
- WC = wc
- window = raam
- (to) show = laten zien
- across from = tegenover
- at my desk = aan mijn bureau
- huge = enorm
- on the floor = op de vloer
- on the wall = aan de muur
- on top of = bovenop
- side = kant
- Furniture and accessories = Meubels en accessoires
- chair = stoel
- beanbag chair = zitzak
- closet = kast
- covers = dekbedovertrek
- curtains = gordijnen
- desk = bureau
- drawers = laden
- dresser = ladekast
- double bed = tweepersoonsbed
- nightstand = nachtkastje
- painting = schilderij
- television = televisie