Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Engels Nederlands
  • My cat sleeps all day. = Mijn poes slaapt de hele dag.
  • I have a dog. = Ik heb een hond.
  • It has brown fur. = Hij heeft een bruine vacht.
  • She has dark eyes. = Ze heeft donkere ogen.
  • I got my pet on my birthday. = Ik kreeg mijn huisdier voor mijn verjaardag.
  • I don't like my pet when it gets angry. = Ik hou niet van mijn huisdier als hij boos wordt.
  • Cats eat catfood. = Katten eten kattenvoer.
  • Do you like dogs? = Hou jij van honden?
  • My rat is tame. = Mijn rat is tam.
  • A chicken lives on a farm. = Een kip leeft op de boerderij.
  • A spider has eight legs. = Een spin heeft acht poten.
  • Our dog is white and brown. = Onze hond is wit met bruin
  • A sheep eats grass. = Een schaap eet gras
  • A cat is a hairy animal = Een kat is een harig beest
  • Snakes can be dangerous. = Slangen kunnen gevaarlijk zijn.