Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Engels Nederlands
  • His sister married an Englishman. = Zijn zus is met een Engelsman getrouwd.
  • Our grandfather is 80 years old. = Onze grootvader is 80 jaar.
  • My hobby is fishing. = Ik hou van vissen.
  • I like to go fishing with my friends. = Ik ga graag vissen met mijn vrienden.
  • A real friend understands you. = Een echte vriend begrijpt je.
  • Dean is my best friend. = Dean is mijn beste vriend.
  • We laugh about the same things. = We lachen om dezelfde dingen.
  • We talk about sports and hobbies. = We praten over sport en hobby's
  • We like the same music. = We houden van dezelfde muziek
  • You are invited to come to the party. = Je bent uitgenodigd om naar het feestje te komen.
  • He wanted a divorce. = Hij wilde scheiden.
  • My cousins are twins. = Mijn neefjes zijn een tweeling.
  • I don't like my brother-in-law. = Ik vind mijn zwager niet aardig.
  • Sue has two daughters. = Sue heeft twee dochters.
  • They got married two years ago. = Twee jaar geleden zijn ze getrouwd.