Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Engels Nederlands
  • channel = net
  • There is a film on channel 12.

    Er is een film op net 12.

  • suspense = spanning
  • There is no suspense in a documentary.

    Er zit geen spanning in een documentaire.

  • documentary = documentaire
  • I prefer to watch the documentary on channel 1.

    Ik kijk liever naar de documentaire op net 1.

  • rerun = herhaling
  • I don't want to watch a rerun of Star Wars.

    Ik wil geen herhaling van Star Wars zien.

  • home improvement show = klusprogramma
  • Let's watch the home improvement show.

    Laten we naar het klusprogramma kijken.

  • to hit the sack = naar bed
  • I'm going to hit the sack.

    Ik ga naar bed.

  • what they're made of = uit welk hout ze gesneden zijn
  • The younger generation is going to show adults what they're made of.

    De jongere generatie laat de volwassenen zien uit welk hout ze gesneden zijn.

  • TV's portrayal of teenagers = de manier waarop tieners op TV worden geportretteerd
  • There isn't much variety in TV's portrayal of teenagers.

    Er is niet veel variatie in de manier waarop tieners op TV worden geportretteerd.

  • Images = Beelden
  • Images of teenagers are mostly stereotypical.

    Beelden van teenagers zijn meestal stereotiep.

  • in their mid-20s = halverwege de twintig
  • Actors in their mid-20s frequently play teenagers.

    Acteurs halverwege de twintig spelen heel vaak teenagers.

  • compare themselves to = zichzelf vergelijken met
  • Should teenagers compare themselves to famous actors?

    Moeten teenagers zichzelf vergelijken met beroemde acteurs?

  • lack of interest = gebrek aan interesse
  • Producers show lack of interest in how real teenagers are.

    Producenten hebben een gebrek aan interesse hoe teenagers werkelijk zijn.

  • idealised lives = geïdealiseerde levens
  • The television shows idealised lives of teenagers.

    De televisie laat geïdealiseerde levens van teenagers zien.

  • perceive us = ons zien
  • The television shows how adults perceive us.

    De televisie laat zien hoe volwassenen ons zien.

  • defenceless = weerloos
  • Young adults aren't defenceless.

    Jong volwassenen zijn niet weerloos.

  • assume = gaan ervan uit
  • Television companies assume all young people are loud.

    Televisiebedrijven gaan ervan uit dat alle jonge mensen luidruchtig zijn.

  • ability = vaardigheid
  • We have the ability to come up with original ideas.

    We hebben de vaardigheid om met originele ideeën te komen.