Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Engels Nederlands
  • directions = richtingaanwijzingen / routebeschrijving
  • add = toevoegen
  • escalator = roltrap
  • attractive = aantrekkelijk
  • back = rug
  • disaster = ramp
  • easy = gemakkelijk
  • bend down = bukken
  • blow up = opblazen
  • bored = verveeld
  • box office = loket waar je kaartjes koopt
  • clean = schoon
  • fit = passen
  • flat = vlak / plat
  • gadgets = hebbedingetjes
  • glove = handschoen
  • keep = houden
  • leave = laten
  • let go = loslaten
  • look like = lijken op
  • made of = gemaakt van
  • mouth = mond
  • parents = ouders
  • past = voorbij
  • pour = gieten
  • push = indrukken
  • reach = bereiken
  • remove = weghalen
  • salt = zout
  • sink = wasbak
  • string = touw / touwtje
  • sure = zeker
  • opposite = tegenover
  • tie = dichtknopen
  • useful = handig
  • vibration = trilling
  • voice = stem
  • wool = wol