Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Engels Nederlands
  • cheap = goedkoop
  • fresh = fris
  • healthy = gezond
  • sharp = scherp
  • sweet = zoet
  • taste / flavour = smaak
  • teeth = tanden
  • toothpaste = tandpasta
  • comfortable = prettig / comfortabel
  • bag = tas
  • bottle = fles
  • drink = drankje
  • enough = genoeg
  • history = geschiedenis
  • hurry = opschieten / zich haasten
  • kids / children = kinderen
  • only = slechts / alleen
  • trainers / a pair of trainers = sportschoenen
  • because = omdat
  • next week = volgende week
  • want = willen
  • certain / sure / certainly = zeker
  • collect = ophalen
  • delicious / tasty = heerlijk
  • disgusting / horrible = heel vies
  • household = huishouden
  • piece = stukje
  • receive / get = ontvangen
  • seat = zitplaats
  • shut = dichtdoen / sluiten
  • strange / odd = vreemd / gek
  • surprise = verrassen