Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Engels Nederlands
  • borrow = lenen
  • pay back = terugbetalen
  • honest = eerlijk (bij personen) / eerlijk
  • fair / honest = eerlijk
  • truth = waarheid
  • prefer = liever doen
  • worry about = zich zorgen maken over
  • savings account = spaarrekening
  • charge = in rekening brengen
  • put aside = opzij zetten
  • checking account = betaalrekening
  • transfer = overboeking
  • shopping centre = winkelcentrum
  • major = groot / belangrijk
  • brand = merk
  • lottery = loterij
  • winner = winnaar
  • lucky = gelukkig
  • afford = zich veroorloven
  • fix = repareren
  • treat = trakteren
  • argue = ruziën
  • remain = blijven
  • promise = beloven
  • millionaire = miljonair
  • producer = producent
  • worker = arbeider
  • factory = fabriek
  • wages = loon
  • trade = handel
  • unfair = oneerlijk
  • look after = letten op
  • decision = besluit
  • provide = geven / opleveren
  • government = regering
  • exploitation = uitbuiting
  • prevent = voorkomen
  • protestor = tegenstander / demonstrant
  • poverty = armoede
  • punish = straffen
  • staff = personeel
  • helpful = behulpzaam
  • host = gastheer / gastvrouw
  • keen = ijverig
  • nature = karakter
  • responsible = verantwoordelijk
  • reliable = betrouwbaar
  • strength = sterk punt
  • weakness = zwak punt
  • interrupt = onderbreken
  • get along with = kunnen opschieten met
  • hire = in dienst nemen
  • attitude = houding / gedrag