Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Engels Nederlands
  • comedian = komiek
  • on stage = op het toneel / op het podium
  • recommend = aanbevelen
  • perform / performance = optreden
  • full details = volledige informatie
  • remarkable = opmerkelijk
  • blackboard = schoolbord
  • demand for = vraag naar
  • unfortunately = helaas
  • eventually = uiteindelijk
  • director = regisseur
  • award = onderscheiding / prijs
  • release (a book, a film, an album) / release = uitbrengen
  • apologise / apologize = zich verontschuldigen
  • semi-final = halve finale
  • audience = publiek
  • tremendous = enorm
  • deserve = verdienen / recht hebben op
  • annual = jaarlijks
  • stand out / stand out – stood – stood = opvallen / in het oog vallen
  • hindrance = belemmering
  • attend = bijwonen / aanwezig zijn bij
  • content = inhoud
  • accompany = begeleiden / vergezellen
  • contain = bevatten
  • violence = geweld
  • sold out = uitverkocht
  • cinema = bioscoop
  • comic = stripverhaal
  • explosion = ontploffing
  • imagination = verbeeldingskracht
  • reserve a ticket / book a ticket = kaartje reserveren
  • hide / hide-hid-hidden = verbergen
  • rent = huren
  • adversary = tegenstander
  • fiancé = verloofde
  • loyalty = trouw
  • upset = van streek / verdrietig
  • can't stand = niet kunnen uitstaan
  • replace = vervangen
  • play = toneelstuk
  • dialogue = dialoog
  • rhythm = ritme
  • noisy = lawaaiig / luidruchtig
  • considerable = behoorlijk / aanzienlijk
  • scene = scène (in toneelstuk, film) / scène
  • highlight = hoogtepunt
  • spooky = griezelig / spookachtig
  • object = voorwerp / ding
  • extraordinary = buitengewoon / heel speciaal
  • original = origineel
  • heat = serie / ronde
  • level = niveau
  • devise = verzinnen / bedenken
  • enrolment form = aanmeldingsformulier
  • response = reactie / antwoord
  • study = onderzoeken
  • reach = bereiken
  • reasonable = redelijk
  • familiar = bekend / vertrouwd
  • complicated = ingewikkeld
  • violinist = vioolspeler
  • orchestra = orkest
  • background = achtergrond
  • former = voormalig
  • guitarist = gitaarspeler
  • persuade = overtuigen
  • consider = overwegen
  • chat = babbelen / kletsen
  • switch from ... to ... = overstappen van ... op ...
  • turn out = blijken
  • influence = invloed
  • alongside = samen met
  • sign = ondertekenen / tekenen
  • regard as = beschouwen als
  • progress = vooruitgang
  • a number of = een paar / een aantal
  • Christian = christelijk
  • foundation = basis