Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Engels Nederlands
  • hill = heuvel
  • brewery = brouwerij
  • fry = bakken
  • dessert = nagerecht / dessert
  • confusing = verwarrend
  • tree = boom
  • vehicle = voertuig
  • shame = schande
  • letter = brief
  • recognize / recognise = erkennen
  • make an effort = je best doen
  • vital = heel belangrijk / essentieel
  • form = oprichten
  • high-quality = hoogwaardig
  • reduce = verlagen
  • penalty charge = boete (geld) / boete
  • assemble = in elkaar zetten / monteren
  • diagram = schema / constructietekening
  • illustration = afbeelding
  • part = onderdeel
  • advertise = reclame maken
  • different = ander
  • billion = miljard
  • unexpected = onverwacht
  • inform = informeren
  • insurance = verzekering
  • cardboard = karton
  • tin can = blik / blikje
  • passer-by = voorbijganger
  • fling / fling – flung – flung = werpen / gooien
  • glance at = een blik werpen op
  • turn around = omdraaien
  • wallet = portemonnee
  • literally = letterlijk
  • waste = verspillen
  • self-defence / self-defense = zelfverdediging
  • doubt = twijfel / twijfelen
  • apparently = blijkbaar
  • communicate = communiceren
  • gesture = gebaar
  • observe = observeren
  • zoo = dierentuin
  • palm = handpalm
  • most of the time = meestal
  • impolite = onbeleefd
  • eye contact = oogcontact
  • corner = hoek
  • gently = zachtjes / voorzichtig
  • anger = woede
  • express your feelings = je gevoelens uitdrukken
  • thought = gedachte
  • aware of = bewust van
  • unfamiliar = onbekend / niet vertrouwd
  • embarrassment = schaamte / verlegenheid
  • apology = excuus / verontschuldiging
  • accidentally = per ongeluk
  • disastrous = rampzalig
  • adapt = zich aanpassen
  • crow = kraai
  • beak = snavel
  • in exchange for = in ruil voor
  • advice = raad / advies
  • memorize / memorise = uit het hoofd leren
  • ending = afloop
  • apply = toepassen
  • curiosity = nieuwsgierigheid
  • funny = grappig
  • image = plaatje / beeld
  • line = regel
  • final = laatste
  • thriving = goedlopend / bloeiend
  • husband = echtgenoot
  • in one go = in één keer
  • shape = vormen
  • grow up / grow up – grew up – grown up = opgroeien
  • rely on = zich verlaten op / steunen op
  • secret language = geheimtaal
  • invisible = onzichtbaar