ES
EN
NL
FR
DE
IT
Aprender vocabulario
Sugerencias
Método de estudio
Inicio
Wozzol
Sugerencias
Método de estudio
Listas de vocabulario
Noticias
Aprender vocabulario
Si desea aprender más vocabulario en un idioma extranjero, háganoslo saber.
Póngase en contacto con nosotros
Lista de vocabulario
Listas de vocabulario
Frans
De Uitgeversgroep
Frans op A2-niveau
A2 - Deel Horeca - 1e editie
HOM/MBC/KOK FRA 1, Hoofdstuk 5
Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.
Acciones
Lista abierta para aprender
Imprimir la lista como
flashcards
Exportar lista como archivo de texto
Frans
Nederlands
la fraise
=
aardbei
la pomme
=
appel
la barbue
=
barbeel
réputé
=
bekend
la réputation
=
bekendheid
préparer
=
bereiden
être composé de
=
bestaan uit
le boudin
=
bloedworst
le chou-fleur
=
bloemkool
fruits de bois, violette
=
bosvruchten
le beurre
=
boter
une tartine
=
boterham
rôtir
=
braden, bakken
le cervelas
=
cervelaat
consommer
=
consumeren
journalier
=
dagelijks
le canard
=
eend
l’appétit (m)
=
eetlust
les œufs
=
eieren
terminer
=
eindigen
l’équilibre (m)
=
evenwicht
écraser
=
fijn maken
la crevette
=
garnaal
le mets
=
gerecht
habituellement
=
gewoonlijk
le feu de bois
=
haardvuur
le hareng
=
haring
le miel
=
honing
en lamelles
=
in plakjes
la confiture
=
jam
le cabillaud
=
kabeljauw
la cannelle
=
kaneel
l’ail (m)
=
knoflook
la vache
=
koe
le lieu
=
koolvis
le homard
=
kreeft
bon
=
lekker
léger
=
licht
le magret
=
mager stuk vlees
le maquereau
=
makreel
plus
=
meer
le plus
=
meest
le lait
=
melk
le produit laitier
=
melkprodukt
la moule
=
mossel
la huître
=
oester
le four
=
oven
la poire
=
peer
les tripes
=
pens
le moulin à poivre
=
pepermolen
le persil
=
peterselie
le poireau
=
prei
déguster
=
proeven
la dégustation
=
proeverij
râper
=
raspen
le bœuf
=
rund
le safran
=
saffraan
l'andouille
=
saucijs,worst
la coquille
=
schaal/ schelpdier
le mouton
=
schaap
le carrelet
=
schol
la rascasse
=
schorpioenvis
une tranche
=
snee / plak
couper
=
snijden
le potage
=
soep
la favouille
=
strandkrab
le sucre
=
suiker
le turbot
=
tarbot
une gousse d’ail
=
teentje knoflook
le thym
=
tijm
le goûter
=
tussendoortje
le cochon
=
varken
les rillettes
=
(fijn) varkensgehakt
le fenouil
=
venkel
accompagner
=
vergezellen
frais
=
vers
la charcuterie
=
vleeswaren
ancien
=
voormalig
laver
=
wassen
saucisson
=
worst
les carottes
=
worteltjes
le yaourt
=
yoghurt
le bar de ligne
=
zeebaars
la baudroie
=
zeeduivel 1
la lotte
=
zeeduivel 2
la sole
=
zeetong
la langouste
=
zoetwaterkreeft
le soin
=
zorg