ES
EN
NL
FR
DE
IT
Aprender vocabulario
Sugerencias
Método de estudio
Inicio
Wozzol
Sugerencias
Método de estudio
Listas de vocabulario
Noticias
Aprender vocabulario
Si desea aprender más vocabulario en un idioma extranjero, háganoslo saber.
Póngase en contacto con nosotros
Lista de vocabulario
Listas de vocabulario
Frans
ThiemeMeulenhoff
Franconville
3 havo-vwo
3 hv - Etape 7
Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.
Acciones
Lista abierta para aprender
Imprimir la lista como
flashcards
Exportar lista como archivo de texto
Frans
Nederlands
leur
=
hun
se baigner
=
het water in gaan / zwemmen / het water in gaan, zwemmen
plaisanter
=
grappen maken
le bord
=
de kant
le mec
=
de gozer
blond
=
blond
le type
=
het type
maigre
=
mager
le gars
=
de jongen
le bermuda
=
de bermuda
le cheveu
=
de haar
les cheveux
=
de haren
frisé
=
krullend
sympa
=
aardig
lui
=
hem / haar / hem, haar
appeler
=
roepen
faire plaisir
=
plezier doen
ça alors
=
asjemenou
nickel!
=
top!
l’Internet
=
het internet
choisir
=
kiezen
nager
=
zwemmen
allez hop
=
vooruit / kom op / vooruit, kom op
passionnant
=
leuk / boeiend / leuk, boeiend
la bande
=
de groep
proposer
=
voorstellen / aanbieden / voorstellen, aanbieden
le séjour
=
het verblijf
découvrir
=
ontdekken
le fan
=
de fan
le plaisir
=
het plezier
le rêve
=
de droom
toucher
=
aanraken
l’océan
=
de oceaan
excellent
=
fantastisch
préparer
=
voorbereiden
l’adolescent / l’ado / l’adolescente
=
de jongere
la tente
=
de tent
l’étoile
=
de ster
l’aventure
=
het avontuur
le magazine
=
het tijdschrift
créer
=
ontwerpen
faire les réservations
=
reserveren
le catalogue
=
de catalogus
la danse
=
de dans
le dauphin
=
de dolfijn
la réalité
=
de realiteit / de waarheid / de realiteit, de waarheid
le bassin
=
het bad
l'opération
=
de actie / de operatie / de actie, de operatie
en compagnie de
=
samen met
la colonie / la colonie de vacances
=
het vakantiekamp / het kamp
aménager
=
inrichten
le camp
=
het kamp
la cabane
=
de hut
spécialisé
=
gespecialiseerd / vak / gespecialiseerd, vak
fabriquer
=
maken / vervaardigen / maken, vervaardigen
le tien
=
de jouwe / het jouwe