Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Frans Nederlands
  • un emploi du temps = een lesrooster
  • horrible = verschrikkelijk
  • quel / quelle = welk
  • la classe = de klas
  • quatrième = vierde
  • avoir = hebben
  • l’anglais = het Engels
  • détester = een hekel hebben aan
  • malade = ziek
  • les maths / les mathématiques = de wiskunde
  • le dessin = het tekenen
  • l’histoire = de geschiedenis
  • la Révolution = de Franse Revolutie
  • berk! = bah!
  • je préfère = ik heb liever
  • la matière = het vak
  • la matière préférée = het lievelingsvak
  • la fête = het feest
  • tu vas = jij gaat
  • la voiture = de auto
  • la place = de plaats
  • viens voir = kom eens kijken
  • les devoirs = het huiswerk
  • le retard = de achterstand
  • la semaine = de week
  • c’est vrai = dat is waar
  • bon = goed
  • pareil = hetzelfde
  • lundi = maandag
  • mardi = dinsdag
  • mercredi = woensdag
  • jeudi = donderdag
  • vendredi = vrijdag
  • samedi = zaterdag
  • dimanche = zondag
  • elle va = ze gaat
  • une école = een school
  • à pied = te voet
  • quelquefois = soms
  • le vélo = de fiets
  • tous = alle
  • le jour = de dag
  • sauf = behalve
  • la cantine = de kantine
  • un élève / une élève = een leerling
  • le français = het Frans
  • l’allemand = het Duits
  • la géographie = de aardrijkskunde
  • l’E.P.S. = de gymnastiek
  • la techno = de techniek
  • le repas = de maaltijd
  • les arts plastiques = de handvaardigheid
  • la plupart = de meeste
  • quand = wanneer
  • prendre = nemen
  • l'éducation musicale = de muziekles