- Frans Nederlands
- j'ai douze ans = ik ben twaalf jaar
- je suis néerlandaise = ik ben Nederlandse
- le Portugal = Portugal
- le Luxembourg = Luxemburg
- portugais(e) = Portugees
- suisse = Zwitsers
- anglais(e) = Engels
- belge = Belgisch
- marocain(e) = Marokkaans
- allemand(e) = Duits
- néerlandais(e) = Nederlands
- espagnol(e) = Spaans
- italien(ne) = Italiaans
- le concours = de wedstrijd
- le chat = de kat
- onze = elf
- douze = twaalf
- treize = dertien
- quatorze = veertien
- quinze = vijftien
- seize = zestien
- dix-sept = zeventien
- dix-huit = achttien
- dix-neuf = negentien
- vingt = twintig
- je m'appelle = ik heet
- j'ai deux sœurs = ik heb twee zussen
- la sœur = de zus
- qui = die
- nous avons = wij hebben
- ils s'appellent = zij heten
- les voilà = daar zijn ze
- le frère = de broer
- la famille = het gezin / de familie
- bonjour à tous = hallo allemaal
- au revoir = tot ziens
- un chien = een hond
- un lapin = een konijn
- un hamster = een hamster
- une tortue = een schildpad
- un poisson = een vis
- le nombre = het getal
- de 11 à 20 = van 11 tot en met 20
- l'âge = de leeftijd
- Tu as quel âge ? = Hoe oud ben je?
- avoir = hebben
- être = zijn
- vieux / vieille = oud
- jeune = jong
- canadien(ne) = Canadees
- grec / grècque = Grieks
- luxembourgeois(e) = Luxemburgs
- le Maroc = Marokko