Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Frans Nederlands
  • le logement = de accommodatie
  • dépendre de = afhangen van
  • le véhicule = de auto
  • principal = belangrijkste
  • assister à = bijwonen
  • à peu près = bijna
  • restreint = beperkt
  • avoir la disposition de = de beschikking hebben over
  • posséder = bezitten
  • en outre = bovendien
  • quotidien = dagelijks
  • pédaler = fietsen
  • pressé = gehaast
  • valable à = geldig tot
  • établi = gevestigd
  • la moitié = de helft
  • la chaleur = de hitte
  • embarquer = instappen
  • s’installer à l’hôtel = intrek in het hotel nemen
  • en tout cas = in ieder geval
  • une chaîne = een keten
  • emmener = meebrengen
  • la majorité = de meerderheid
  • mineurs = minderjarigen
  • la possibilité = de mogelijkheid
  • mentionner = noemen
  • le ressortissant = de onderdaan
  • illimité = onbeperkt
  • également = ook
  • consulter = raadplegen
  • vaste = ruim
  • une visite guidée = een rondleiding
  • la rapidité = de snelheid
  • la ligne à grande vitesse = de hoge snelheidslijn
  • ruelles = steegjes
  • le réseau ferroviaire = het spoorwegnet
  • l’autorisation = de toestemming
  • les dépenses = de uitgaven
  • améliorer = verbeteren
  • relier = verbinden
  • comparer = vergelijken
  • la circulation = het verkeer
  • obligatoire = verplicht
  • être obligé de = verplicht zijn om
  • l’assurance = de verzekering
  • les remparts = de vestingmuren
  • bénéficier de = voordeel genieten van
  • le spectacle = de voorstelling