ES
EN
NL
FR
DE
IT
Aprender vocabulario
Sugerencias
Método de estudio
Inicio
Wozzol
Sugerencias
Método de estudio
Listas de vocabulario
Noticias
Aprender vocabulario
Si desea aprender más vocabulario en un idioma extranjero, háganoslo saber.
Póngase en contacto con nosotros
Lista de vocabulario
Listas de vocabulario
Frans
Malmberg
D'accord2
4havo
4havo-H6-FN
Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.
Acciones
Lista abierta para aprender
Imprimir la lista como
flashcards
Exportar lista como archivo de texto
Frans
Nederlands
la cave
=
de kelder
la mine
=
de mijn
le consommateur
=
de consument
une entreprise
=
een onderneming
une usine
=
een fabriek
à défaut de
=
bij gebrek aan
aménager
=
inrichten
au pied de
=
aan de voet van
bordé de
=
omzoomd door
bronzer
=
bruin worden
contenter
=
tevreden stellen
couvert de
=
bedekt met
en bois
=
van hout
ferme
=
stevig
garder
=
houden
l’eau potable
=
het drinkwater
l’escalade
=
het klimmen
l’herbe
=
het gras
la baignade
=
het baden
la fraîcheur
=
de koelte
ombragé
=
schaduwrijk
paisible
=
vredig
prêter
=
uitlenen
prévoir
=
voorzien
s’ennuyer
=
zich vervelen
se rafraîchir
=
zich even opfrissen
somnoler
=
dommelen
un estivant
=
een zomergast
accueillir
=
ontvangen
bruyant
=
luidruchtig
comprendre
=
begrijpen
continuer
=
doorgaan
être capable de
=
in staat zijn om
exemplaire
=
voorbeeldig
falloir
=
moeten
intervenir
=
ingrijpen
la liberté
=
de vrijheid
la tranquillité
=
de rust
le choix
=
de keus
le mélange
=
het mengsel
l’égalité
=
de gelijkheid
municipal
=
gemeentelijk
ramener
=
terugbrengen
refuser
=
weigeren
se joindre à
=
zich voegen bij
se préparer
=
zich voorbereiden
soupçonner
=
verdenken
un habitant
=
een inwoner
une différence
=
een verschil
une étoile
=
een ster
au bout de quatre ans
=
na vier jaar
des bibelots
=
sierdingetjes
embaucher
=
in dienst nemen
entre-temps
=
in de tussentijd
entretenir
=
onderhouden
être obligé de
=
verplicht zijn om
il a fallu que
=
ik moest
l’achat
=
de aankoop
la chasse
=
het jagen
la part des autres
=
het deel van de anderen
la pêche
=
het vissen
le chauffage
=
de verwarming
le mariage
=
het huwelijk
les environs
=
de omgeving
par intermédiaire de
=
via
précédent
=
vorig
quelque chose de bien
=
iets goeds
se lancer à
=
zich ergens op storten
se mettre à
=
beginnen
tenir un commerce
=
een winkel hebben
un propriétaire
=
een eigenaar
une chambre d’hôte
=
een hotelkamer
une communion
=
een plechtige communie
une distraction
=
een ontspanning
une dot
=
een bruidsschat
une station de ski
=
een skigebied
Chez MacDo, il faut garder le sourire et la bonne humeur.
=
Bij McDonald’s moet je altijd glimlachen en goed gehumeurd zijn.
Il faut être dynamique, rapide et endurant.
=
Je moet dynamisch en snel zijn, met een goed uithoudingsvermogen.
L’essentiel étant d’aimer les animaux.
=
Het belangrijkste is dat je van dieren houdt.
une période demandée
=
een veelgevraagde periode
le ventre
=
de buik
pourri
=
verregend
une blague
=
een grapje
le don
=
de gave
une éclaircie
=
een opklaring
ça se lève
=
het klaart op
pêcher
=
vissen
écarter
=
opzij zetten
voire
=
zelfs
le couloir
=
de gang
le reproche
=
het verwijt
l’enterrement
=
de begrafenis
le mépris
=
de minachting
tenter
=
proberen
faillir
=
op het punt staan te
je m’en fous
=
het kan me niets schelen
contester
=
bestrijden
faire ses preuves
=
zichzelf bewijzen
juif
=
joods
la confiance
=
het vertrouwen
la guerre
=
de oorlog
la paix
=
de vrede
la séance
=
de bijeenkomst
la souffrance
=
het lijden
lâcher
=
loslaten
le combat
=
de strijd
le moniteur / la monitrice
=
de leider
le participant
=
de deelnemer
le soulagement
=
de opluchting
le vœu
=
de wens
musulman
=
moslim
quoi qu’il arrive
=
wat er ook gebeurt
s’entraider
=
elkaar helpen
semer
=
zaaien
tuer
=
doden
un adversaire
=
een tegenstander
un conflit armé
=
een gewapend conflict
un éducateur
=
een pedagoog