Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Frans Nederlands
  • à la fin des vacances = aan het eind van de vakantie
  • avoir mal au ventre = buikpijn hebben
  • tu peux pas savoir! = dat houd je niet voor mogelijk!
  • le service des urgences = de EHBO-afdeling
  • un médecin = een dokter
  • une infirmière = een verpleegster
  • un hôpital = een ziekenhuis
  • une insolation = een zonnesteek
  • alors = en toen / toen
  • pendant une dizaine de minutes = gedurende zo’n tien minuten
  • avoir la grippe = griep hebben
  • tousser = hoesten
  • avoir mal à la tête = hoofdpijn hebben
  • je ne me sens pas bien = ik voel me niet lekker
  • la deuxième semaine = in de tweede week / tijdens de tweede week
  • si, si = jawél
  • oui, oui! = já!
  • oui, pas trop mal = ja, wel aardig
  • oui, tout à fait! = ja, zeker!
  • avoir mal à la gorge = keelpijn hebben
  • par la suite = later
  • avoir mal à l’estomac = maagpijn hebben
  • avoir mal au coeur = misselijk zijn
  • tu te rends compte! = moet je je voorstellen!
  • au bout d’une heure = na een uur
  • jusqu’au lendemain matin = tot de volgende morgen
  • entre midi et trois heures = tussen twaalf en drie uur / tussen twaalf en drie
  • être enrhumé = verkouden zijn
  • comment? = wát? hoezo?
  • même trop beau! = zelfs té mooi!
  • par contre = daarentegen
  • avoir un petit job à côté = een bijbaantje hebben
  • un lieu particulier = een bijzondere plek
  • obtenir une chambre = een kamer krijgen
  • la plupart des maisons = het merendeel van de huizen
  • j’ai vécu en banlieue parisienne = ik heb in een voorstad van Parijs gewoond
  • à côté de chez moi = naast mijn huis
  • en ce moment = op dit moment
  • faire des visites = rondleidingen doen
  • vers quatre heures = tegen vieren
  • la salle de bains = de badkamer
  • la chambre = de slaapkamer
  • le chauffage en supplément = de verwarming apart bijbetalen
  • haut de gamme = duurste prijsklasse
  • un lit simple = een eenpersoonsbed
  • un petit village agréable = een klein, vriendelijk dorp
  • un vélo tout-terrain = een mountainbike
  • un canapé convertible = een slaapbank
  • un lit double = een tweepersoonsbed
  • un gîte rural = een vakantiehuisje
  • une maison indépendante = een vrijstaand huis
  • simple et convenable = eenvoudig en netjes
  • espace clos = omheind terrein
  • au rez-de-chaussée = op de begane grond
  • au premier étage = op de eerste verdieping
  • de très bon confort = van alle gemakken voorzien
  • location draps = verhuur van hoeslakens / verhuur van lakens