ES
EN
NL
FR
DE
IT
Aprender vocabulario
Sugerencias
Método de estudio
Inicio
Wozzol
Sugerencias
Método de estudio
Listas de vocabulario
Noticias
Aprender vocabulario
Si desea aprender más vocabulario en un idioma extranjero, háganoslo saber.
Póngase en contacto con nosotros
Lista de vocabulario
Listas de vocabulario
Frans
Malmberg
D'accord2
5havo
5havo-H4-FN
Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.
Acciones
Lista abierta para aprender
Imprimir la lista como
flashcards
Exportar lista como archivo de texto
Frans
Nederlands
autant
=
evenveel
c’est du gâteau
=
dat is een peulenschil
c'est une vraie galère
=
dat is een hel
du coup
=
dus
emprunter
=
lenen
en plus
=
bovendien
en tant qu’étudiant
=
als student
faire la fête
=
de bloemetjes buiten zetten
indispensable
=
onmisbaar
le guichet
=
het loket
le remboursement de frais
=
de onkostenvergoeding
poursuivre
=
voortzetten / vervolgen
rester dans son coin
=
zich afzonderen
résumer
=
samenvatten
s’épanouir
=
zich ontplooien
simple comme bonjour
=
doodsimpel
subir
=
ondergaan
tel
=
dergelijk / dergelijke
un atterrissage
=
een landing
un coup de pouce
=
een steuntje in de rug
un esprit sain dans un corps sain
=
een gezonde geest in een gezond lichaam
un repère
=
een herkenningsteken
une allocation
=
een uitkering
une épreuve
=
een beproeving
dès que
=
zodra
à l'inverse
=
daarentegen
même
=
zelfs
enfin
=
tenslotte
apporter
=
brengen
bon marché
=
goedkoop
bruyant
=
lawaaierig
confier
=
toevertrouwen
faire partie de
=
deel uitmaken van
la capitale
=
de hoofdstad
le chômage
=
de werkloosheid
le doute
=
de twijfel
le genre
=
het soort
le niveau de vie
=
het levenspeil
rude
=
moeilijk
se plier à
=
zich voegen naar
un accès
=
een toegang
une assistante sociale
=
een maatschappelijk werkster
adapter
=
aanpassen
cohabiter
=
samenwonen
communiquer
=
communiceren
consulter
=
raadplegen
désintéressé
=
ongeïnteresseerd
discerner
=
onderscheiden
écotoxique
=
milieuschadelijk
émerger
=
bovenkomen
évidemment
=
natuurlijk
extérioriser
=
tonen
former
=
vormen
immerger
=
onderdompelen
insérer
=
invoegen
inutile
=
nutteloos
l’agriculture
=
de landbouw
la préhistoire
=
de voorgeschiedenis
le cyberespace
=
de virtuele ruimte
le télétravail
=
het telewerken
les connaissances
=
de kennis
multiforme
=
veelvormig
naître
=
geboren worden
omniprésent
=
alomtegenwoordig
produire
=
produceren
refaire
=
opnieuw doen
toxique
=
giftig
un avenir
=
een toekomst
un espace
=
een ruimte
un internaute
=
een internetgebruiker
une entreprise
=
een onderneming
uniforme
=
gelijkvormig
abandonner / lâcher
=
opgeven
affirmer
=
beweren
ancien
=
oud
concilier
=
verenigen
démissionner
=
ontslag nemen
la contrainte
=
de verplichting
la quête
=
het zoeken
opter
=
de voorkeur geven
pousser à
=
aanzetten tot
promouvoir
=
promoten
s’enrichir
=
zich verrijken
une obligation
=
een verplichting
choisir une section / choisir une filière
=
een profiel kiezen
mes options sont
=
mijn keuzevakken zijn
je suis en terminale
=
ik zit in het examenjaar
passer son bac
=
eindexamen doen
l’épreuve orale / l’examen oral
=
de spreektoets
le test de compréhension orale
=
de luistertoets
mes intérêts
=
mijn interesse / mijn interesses
mes capacités
=
mijn aanleg
une formation
=
een opleiding
le chauffage
=
de verwarming
s’y faire
=
eraan wennen
échouer
=
mislukken / stranden
une aiguille
=
een wijzer
la toux
=
de hoest
en se penchant sur
=
terwijl hij zich buigt over
la formation rémunérée
=
de betaalde opleiding
saisir
=
begrijpen
desserrer
=
losmaken
cocher
=
aankruisen
un échec
=
een mislukking
le boulot
=
het werk
il m’en faut peu
=
ik heb maar weinig nodig
avouer
=
bekennen
mal à l’aise
=
niet op zijn gemak
redouter
=
vrezen
davantage
=
meer
doué
=
begaafd
à voix basse
=
zachtjes
la perturbation
=
de storing
le souffle
=
de adem
contaminer
=
besmetten
améliorer
=
verbeteren
augmenter
=
toenemen
cesser de
=
ophouden te
échapper
=
ontsnappen
le règne
=
de macht
le seuil
=
de drempel
prendre en compte
=
in aanmerking nemen
quitter
=
verlaten
ressembler à
=
lijken op
s’éloigner
=
zich verwijderen
deux tiers
=
twee derde
la baisse
=
de daling
la dépendance
=
de afhankelijkheid
le domicile
=
de woonplaats
persister
=
volharden
une attitude
=
een houding
une augmentation
=
een toename