ES
EN
NL
FR
DE
IT
Aprender vocabulario
Sugerencias
Método de estudio
Inicio
Wozzol
Sugerencias
Método de estudio
Listas de vocabulario
Noticias
Aprender vocabulario
Si desea aprender más vocabulario en un idioma extranjero, háganoslo saber.
Póngase en contacto con nosotros
Lista de vocabulario
Listas de vocabulario
Frans
Malmberg
D'accord2
5vwo
5vwo-H2-FN
Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.
Acciones
Lista abierta para aprender
Imprimir la lista como
flashcards
Exportar lista como archivo de texto
Frans
Nederlands
approuver
=
goedkeuren
avoir du mal à
=
moeite hebben om
cacher
=
verbergen
consoler
=
troosten
déverser
=
uitstorten
élever
=
opvoeden
en avoir ras le bol
=
er schoon genoeg van hebben
en commun
=
gemeenschappelijks
faire de la peine
=
verdriet doen
je m’en fous
=
ik heb er lak aan
la course aux notes
=
de cijferwedloop
la moyenne
=
het gemiddelde
la ressemblance
=
de gelijkenis
la solitude
=
de eenzaamheid
le bulletin
=
het rapport
ne ... plus que
=
alleen nog maar
ne ... plus rien
=
niets meer
ni ... ni
=
noch ... noch
rendre triste
=
droevig maken
ressentir
=
voelen
se cogner
=
zich stoten
tendre l’oreille
=
de oren spitsen
une dépression nerveuse
=
een zenuwinzinking
angoisser
=
angstig maken
apprivoiser
=
temmen
douloureux
=
pijnlijk
imposer
=
opleggen
la curiosité
=
de nieuwsgierigheid
la greffe
=
de transplantatie
la maladie
=
de ziekte
le corps
=
het lichaam
le traitement
=
de behandeling
malsain
=
ongezond
priver de
=
ontzeggen
subir
=
ondergaan
tordre
=
verwringen
abolir / supprimer
=
afschaffen
accuser de vol
=
van diefstal beschuldigen
affirmer
=
beweren
alerter
=
waarschuwen
avoir tendance à
=
de neiging hebben om
condamner à mort
=
ter dood veroordelen
décrire
=
beschrijven
devenir inexpulsable
=
niet uitgezet kunnen worden
échapper
=
ontsnappen
en plein jour
=
midden op de dag
enlever
=
ontvoeren / uitdoen
être libéré
=
bevrijd worden
l’abolition
=
het afschaffen
la disparition
=
de verdwijning
la prison
=
de gevangenis
la terminale
=
de eindexamenklas
le sort
=
het lot
majeur
=
meerderjarig
porter plainte
=
een klacht indienen
rater
=
missen
transmettre
=
overhandigen
une épreuve
=
een toets
agir comme
=
zich gedragen als
au fur et à mesure
=
al naargelang
avant tout
=
bovenal
c’est vrai que
=
weliswaar
depuis
=
sinds
des fois
=
soms
dès que
=
zodra
en partenariat avec
=
gezamenlijk
ensuite
=
vervolgens
être carré des épaules
=
brede schouders hebben
garder
=
bewaren
il y a deux ans
=
twee jaar geleden
intégrer
=
toetreden tot
la féminité
=
de vrouwelijkheid
la formation
=
de opleiding
l’acier
=
het staal
l’apparence physique
=
het uiterlijk
le regard
=
de blik
mine de rien
=
zonder iets te laten merken
non seulement ... mais aussi
=
niet alleen ... maar ook
par rapport à
=
in vergelijking met
une émission
=
een uitzending
appliquer à
=
toepassen op
assez
=
nogal
comprendre
=
bevatten
consister à
=
bestaan uit
donner un coup de main
=
een handje helpen
être destiné à
=
voorbestemd zijn om
exercer un métier
=
een beroep uitoefenen
l’enseignement
=
het onderwijs
l’indignation
=
de verontwaardiging
l’inflexion de la voix
=
de stembuiging
le bâton
=
de stok
le chef-d’oeuvre
=
het meesterwerk
le comédien
=
de acteur
le coude
=
de elleboog
le coup de feu
=
het geweerschot
le couteau
=
het mes
le pied
=
de voet
le projet
=
het project
le scientifique
=
de wetenschapper
le tonnerre
=
de donder
le vent
=
de wind
monter sur des planches
=
op de planken staan
partout ailleurs
=
overal elders
plein de
=
volop
plutôt
=
meer
rempli
=
vol
s’appuyer sur
=
zich baseren op
s’habituer à
=
wennen aan
surjouer
=
over-acteren
un coup de coeur
=
een opwelling
un coup de foudre
=
liefde op het eerste gezicht
un oeil
=
een oog
augmenter
=
verhogen
interdire
=
verbieden
l’effet réel
=
het werkelijke effect
participer à
=
meedoen aan
une erreur
=
een vergissing
caresser
=
strelen
éclater de rire
=
in lachen uitbarsten
râler
=
mopperen
mettre le couvert
=
de tafel dekken
un surgelé
=
een diepvriesproduct
pouffer
=
het uitproesten
débarrasser
=
de tafel afruimen
les conjoints
=
de echtelieden
une épouse
=
een echtgenote
vexé
=
gekwetst
solliciter
=
een beroep doen op
la tenue
=
de kleding
exciter
=
opwinden
dingue de
=
maf van
ringard
=
oubollig
se précipiter
=
zich haasten
avoir la cote
=
gewaardeerd worden
envier
=
benijden
une insulte
=
een belediging
à juste titre
=
terecht
paysan
=
landelijk
décontracté
=
ongedwongen
le sein
=
de borst
les heurts
=
de botsingen
autant
=
evenveel
le héros
=
de held
se conduire
=
zich gedragen
séducteur
=
verleidelijk
une recette
=
een recept
un échec
=
een mislukking
redoubler
=
blijven zitten
un bénéfice
=
een voordeel
le pire
=
het ergste
inférieur
=
lager
échouer à
=
zakken voor
le deuil
=
de rouw
manquer
=
ontbreken
néanmoins
=
niettemin
décrocher
=
afhaken
sécher
=
spijbelen
mûrir
=
rijper worden
éprouver
=
ervaren