Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Frans Nederlands
  • la ville natale = de geboortestad
  • le décès = het overlijden
  • l’association = de vereniging
  • avoir mal au coeur = misselijk zijn
  • une radio = een röntgenfoto
  • aïe! = au!
  • le lendemain = de volgende dag
  • passer = draaien
  • souffrir de = lijden aan
  • la sono = de geluidsinstallatie
  • siffler = suizen
  • s’allonger = languit gaan liggen
  • élevé = hoog
  • tirer la langue = je tong uitsteken
  • ça ressemble à = dat lijkt op
  • peser = wegen
  • envoyer = sturen
  • guérir = genezen
  • le nez qui coule = de loopneus
  • la goutte = de druppel
  • la douleur = de pijn
  • en cas de = in geval van
  • le mode d’administration = de wijze van toediening
  • chercher = zoeken
  • une chute = een val
  • le kiné / le kinésithérapeute = de fysiotherapeut
  • l’épaule = de schouder
  • un blessé = een gewonde (m)
  • une blessée = een gewonde (v)
  • revenir = terugkomen
  • un sparadrap = een pleister
  • la toux = de hoest
  • de mal en pis = van kwaad tot erger
  • se sentir = zich voelen
  • enrhumé = verkouden
  • pleuvoir = regenen
  • mouillé jusqu’aux os = doornat
  • l’infirmière = de verpleegster
  • respirer = in- en uitademen
  • faire l’affaire = voldoende zijn