Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Frans Nederlands
  • la frontière = de grens
  • malgré = ondanks
  • faire partie de = deel uitmaken van
  • sauvage = ongerept
  • un lac = een meer
  • un patineur = een schaatser
  • peupler = bevolken
  • la superficie = de oppervlakte
  • fidèle = trouw
  • à travers = (dwars) door
  • l’espace = de ruimte
  • glisser = glijden
  • tirer = trekken
  • sur mesure = op maat
  • les points forts = de sterke punten
  • l’apprentissage = het leren
  • le lac = het meer
  • la civilisation = de beschaving
  • hivernal = winters
  • limiter = beperken
  • tôt = vroeg
  • impeccable = onberispelijk, vlekkeloos
  • malheureusement = helaas, jammer (genoeg)
  • l’expérience = de ervaring
  • la balade = de tocht
  • l’ours = de beer
  • polaire = pool
  • le mammifère = het zoogdier
  • la fourrure = de vacht
  • la peau = de huid
  • nager = zwemmen
  • glacé = ijskoud
  • la glace = het ijs
  • survivre = overleven
  • le phoque = de zeehond
  • créer = oprichten
  • la chasse = de jacht
  • pourtant = toch
  • disparaître = verdwijnen
  • vaste = uitgestrekt
  • fragile = kwetsbaar
  • se fâcher = kwaad worden
  • dès que = zodra
  • rater = missen
  • la course à pied = het hardlopen
  • le progrès = de vooruitgang
  • utiliser = gebruiken