Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Frans Nederlands
  • d’abord = allereerst
  • en plus = bovendien
  • la veille = de avond van tevoren
  • la règle d’or = de gulden regel
  • le contenu = de inhoud
  • l’origine = de oorsprong
  • un gardien = een bewaker
  • une prison = een gevangenis
  • un prêtre = een priester
  • faire un exposé = een spreekbeurt houden
  • un amoureux = een verliefde
  • il y avait = er was / er waren
  • marrant / marrantes / drôle / marant = grappig
  • la coutume = het gebruik
  • donner la parole à = het woord geven aan
  • aujourd’hui = tegenwoordig
  • enfin = ten slotte
  • se marier = trouwen
  • interdire = verbieden
  • puis = vervolgens
  • Je ne suis pas d’accord. = Ik ben het daar niet mee eens.
  • Je pense que = Ik denk dat
  • Je vais vous raconter quelque chose sur = Ik ga jullie iets vertellen over
  • Selon moi / À mon avis = Volgens mij
  • Qu’est-ce que ça veut dire? = Wat betekent dat?
  • Qu’est-ce que vous en pensez? / Qu'est-ce que vous pensez? = Wat denken jullie?
  • Quel est le sujet de ton exposé? = Wat is het onderwerp van je spreekbeurt?
  • préparer un bon plat = een lekker gerecht bereiden
  • l’occasion = de gelegenheid
  • le personnage = de persoon
  • ce mois-ci = deze maand
  • un animal = een dier
  • un bon plat = een goed gerecht
  • une bonne soirée = een leuke avond
  • il y a quelques mois = een paar maanden geleden
  • un exemple = een voorbeeld
  • un objet = een voorwerp
  • le costume = het kostuum
  • l’opposé de = het tegenovergestelde van
  • préféré / préférée = lievelings
  • devoir = moeten
  • pas mal non plus = ook niet slecht
  • des jeux = spelletjes
  • inviter = uitnodigen
  • fêter = vieren
  • plein de / pleine de = volop
  • assurer = waarborgen / zorgen voor
  • se déguiser = zich verkleden