ES
EN
NL
FR
DE
IT
Aprender vocabulario
Sugerencias
Método de estudio
Inicio
Wozzol
Sugerencias
Método de estudio
Listas de vocabulario
Noticias
Aprender vocabulario
Si desea aprender más vocabulario en un idioma extranjero, háganoslo saber.
Póngase en contacto con nosotros
Lista de vocabulario
Listas de vocabulario
Italiaans
Prisma - Italiaans voor zelfstudie - 1
Hoofdstuk 6 - Les 6
Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.
Acciones
Lista abierta para aprender
Imprimir la lista como
flashcards
Exportar lista como archivo de texto
Italiaans
Nederlands
la ditta
=
het bedrijf
internazionale
=
internationaal
che
=
die (betrekkelijk voornaamwoord)
esportare
=
exporteren
la Francia
=
Frankrijk
la Germania
=
Duitsland
la filiale
=
het filiaal
spesso
=
vaak, dikwijls
visitare
=
bezoeken
agosto
=
augustus
il Belgio
=
België
qualcosa
=
iets
dentro
=
binnen
fuori
=
buiten
cosa bevi?
=
wat drink je?
bere
=
drinken
il gelato
=
het ijsje (consumptie-ijs)
il ghiaccio
=
het ijs (blokjes)
un gelato misto
=
een ijsje met verschillende smaken
misto
=
gemengd
difficile
=
moeilijk
solo
=
slechts / alleen / alleen maar
la lingua
=
de taal
architettura
=
architectuur
la fiera dell’automobile
=
de autobeurs
l’automobile (vr.)
=
de automobiel
quant’è?
=
hoeveel is het?
il cameriere
=
de ober
Lascia, offro io.
=
Laat maar, ik trakteer.
lasciare
=
laten
All’ufficio di collocamento
=
Bij het arbeidsbureau
l’impiegato
=
de baliemedewerker
il campeggio
=
de camping
il personale
=
het personeel
giugno
=
juni
luglio
=
juli
turco
=
Turk / Turks
abbastanza
=
redelijk
un po’ di
=
een beetje
francese
=
Fransman / Frans
il turista / la turista (m. meerv.: i turisti vr. meerv.: le turiste)
=
de toerist
come
=
hier: zoals
lo studio
=
de studie
il numero di telefono
=
het telefoonnummer
il telefono
=
de telefoon
alla reception dell’albergo
=
bij de receptie van het hotel
la reception
=
de receptie
la camera singola/ la singola
=
de eenpersoonskamer
la camera
=
de kamer
il bagno
=
de badkamer
il balcone
=
het balkon
la notte
=
de nacht
tranquillo
=
rustig
passare
=
langskomen
rumoroso
=
lawaaiig
la colazione
=
het ontbijt
compreso
=
inbegrepen
extra
=
extra
la Visa
=
de Visacard
il documento
=
hier: het paspoort / de ID-kaart
la chiave
=
de sleutel
secondo
=
tweede
il piano
=
de verdieping
l’ascensore (m.)
=
de lift
lì
=
daar
buonanotte
=
welterusten