ES
EN
NL
FR
DE
IT
Aprender vocabulario
Sugerencias
Método de estudio
Inicio
Wozzol
Sugerencias
Método de estudio
Listas de vocabulario
Noticias
Aprender vocabulario
Si desea aprender más vocabulario en un idioma extranjero, háganoslo saber.
Póngase en contacto con nosotros
Lista de vocabulario
Listas de vocabulario
Italiaans
Prisma - Italiaans voor zelfstudie - 1
Hoofdstuk 14 - Les 14
Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.
Acciones
Lista abierta para aprender
Imprimir la lista como
flashcards
Exportar lista como archivo de texto
Italiaans
Nederlands
chiedere la strada
=
de weg vragen
la metropolitana
=
de metro
qui vicino
=
hier in de buurt
la strada
=
de straat
a sinistra
=
links
vicino a
=
dichtbij
là
=
daar
la chiesa
=
de kerk
sempre dritto
=
altijd rechtdoor
l’incrocio
=
het kruispunt
girare a sinistra
=
links afslaan
primo
=
eerste
sbagliare
=
zich vergissen
quarto
=
vierde
a destra
=
rechts
la farmacia
=
de apotheek
il semaforo
=
het verkeerslicht
la tabaccheria
=
de sigarenwinkel
l’ufficio postale
=
het postkantoor
l’APT
=
de VVV
l’agenzia
=
het bureau
la promozione
=
de promotie
turistico
=
toeristisch
la pianta
=
de plattegrond
gratis
=
gratis
lo stradario
=
de stratengids
vendere
=
verkopen
le attrazioni turistiche
=
de toeristische bezienswaardigheden
Per quanto tempo è valido?
=
Hoe lang is het geldig?
valido
=
geldig
stesso
=
zelfde
di nuovo
=
opnieuw, weer
salire
=
instappen
perdersi (perso)
=
de weg kwijtraken
la cartina
=
de kaart / de landkaart
continuare per questa strada
=
deze weg volgen
tornare indietro
=
terugkeren
indietro
=
terug
fra
=
hier: over
il cartello stradale
=
het verkeersbord
il casello
=
het tolhuisje
l’autostrada
=
de autosnelweg
ripartire
=
hier: opnieuw starten
ACI (Automobile Club d’Italia)
=
Italiaanse ANWB
il guasto
=
het defect
chiamare
=
hier: bellen
il pedaggio
=
de tol
l’uscita
=
de uitgang; de uitrit
esattamente
=
precies
la strada statale
=
de nationale weg
Che macchina è?
=
Wat voor auto is het?
la targa
=
het kenteken
il socio
=
het lid
qualcuno
=
iemand
l’invito
=
de uitnodiging
la segreteria telefonica
=
het antwoordapparaat
lasciare un messaggio
=
een boodschap achterlaten
il messaggio
=
de boodschap
il segnale acustico
=
de pieptoon
unico
=
enige
il cellulare
=
de GSM
esci con noi?
=
ga je met ons uit?
uscire
=
uitgaan
la cosa
=
het ding
pagare alla romana
=
de kosten gelijkelijk verdelen
in carne e ossa
=
van vlees en bloed (letter- lijk: in vlees en botten)
drogato
=
verslaafd
il telefonino
=
het mobieltje
la gente (NB: enkelvoud)
=
de mensen