ES
EN
NL
FR
DE
IT
Aprender vocabulario
Sugerencias
Método de estudio
Inicio
Wozzol
Sugerencias
Método de estudio
Listas de vocabulario
Noticias
Aprender vocabulario
Si desea aprender más vocabulario en un idioma extranjero, háganoslo saber.
Póngase en contacto con nosotros
Lista de vocabulario
Listas de vocabulario
Latijn
Eisma
Cicero 2021 Basiswoorden
Blok 1 (Hfdst. 3, 1a)
Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.
Acciones
Lista abierta para aprender
Imprimir la lista como
flashcards
Exportar lista como archivo de texto
Latijn
Nederlands
credo (credĕre) / credidi
=
geloven / vertrouwen / toevertrouwen
ego / mei / mihi / me / me
=
ik / mij / me
vos
=
jullie / u (nom. en acc.)
iudex / iudicis
=
rechter
quid
=
wat? / waarom? / iets (na si / nisi / num en ne)
quod
=
betr. vnw. (nom. en acc. onz. ev.) / omdat / dat
cum + ind.
=
wanneer / toen
cum + conj.
=
toen / nadat / omdat / hoewel
tot (onverbuigbaar)
=
zoveel
homo / hominis
=
mens / man
-que
=
en (staat altijd achter het woord)
nobilis
=
aanzienlijk / van hoge afkomst
is / ea / id / eius
=
deze / dit / die / dat / hij / zij / het
qui / quae / quod / cuius
=
die / dat / wie / wat (betr. vnw.)
aetas / aetatis
=
leeftijd / tijd / leven
auctoritas / auctoritatis
=
gezag / invloed / aanzien
sedeo / sedi
=
zitten
omnis / omnis / omne
=
ieder / elk / geheel
omnes (mv.)
=
allen
omnia (onz. mv.)
=
alle(s)
hic / haec / hoc / huius
=
deze / dit / hij / zij / het
video / vidi / visus
=
zien
adsum (adesse) + dat.
=
aanwezig zijn (bij) / bijstaan / helpen
causa
=
reden / oorzaak / zaak / rechtszaak / proces
novus
=
nieuw
scelus / sceleris
=
misdaad / misdadigheid
puto (putare)
=
menen / vinden / (+ 2 acc.) beschouwen als
oportet
=
men moet / het behoort
defendo (defendĕre) / defendi / defensus
=
verdedigen / beschermen
ipse / ipsa / ipsum / ipsius
=
zelf / hij / zij / het zelf / juist
propter + acc.
=
vanwege / door / wegens
tempus / temporis (onz.)
=
tijd
audeo / ausus sum
=
durven
ita
=
zo
fio (fieri) / factus sum
=
worden / gebeuren / gemaakt worden
ut + ind.
=
zoals / zodra (als)
ut + conj.
=
(op)dat / om te / (zo)dat / dat
taceo / tacui
=
zwijgen
autem
=
maar / echter (drukt een zwakke tegenstelling uit) / verder / en dan
quia
=
aangezien / omdat
periculum
=
gevaar
vito (vitare)
=
vermijden