Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Spaans Nederlands
  • del = van de
  • la vivienda del vecino

    de woning van de buurman

  • sola = alleen
  • No estás sola

    Je bent niet alleen

  • esto = dit
  • esto que tengo en mis manos

    dit wat ik in mijn handen heb

  • todo = alles
  • he terminado todo

    ik heb alles afgemaakt

  • toda = iedere
  • toda mentira es una traición.

    iedere leugen is verraad.

  • ya = al
  • ya terminé mi trabajo por hoy.

    ik heb mijn werk voor vandaag al af.

  • vamos = kom op
  • ¡vamos!

    kom op / we gaan

  • vamos = we gaan
  • nos vamos

    we gaan

  • muy = zeer
  • muy inteligente

    zeer intelligent

  • hay = er zijn
  • hay montañas bonitas

    er zijn mooie bergen

  • algo = iets
  • encontrar algo

    iets zoeken

  • tengo = ik heb
  • tengo dos ojos.

    ik heb twee ogen.

  • tu = jouw
  • Acepto tu reto.

    Ik accepteer jouw uitdaging.

  • loco = gek
  • estás loco

    jij bent gek

  • nada = niets
  • nada me hará cambiar de opinión.

    niets zal me van mening doen veranderen.

  • como = zoals
  • Hazlo como tú sabes.

    Doe het zoals jij het weet.

  • como = als
  • Hablas como tu madre.

    Je praat net als je moeder.

  • como = omdat
  • como no te mejores...

    omdat je nog niet beter bent...

  • buena = goed
  • buena persona

    goed persoon

  • buenos = goede
  • buenos modales

    goede manieren

  • bueno = grappig
  • ¡Qué bueno! Cuéntanos otro chiste de esos.

    Wat grappig, vertel ons nog een van die moppen!

  • bueno = prima
  • ¿Salimos esta noche? bueno.

    Gaan we vanavond uit? prima.