Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Spaans Nederlands
  • actividades, las = werk / werkzaamheden / activiteiten
  • además = bovendien
  • charlar = kletsen, praten
  • cómodo = gemakkelijk, gerieflijk
  • consejo, el = raad
  • contenido, el = inhoud
  • convencer = overtuigen
  • cubierto = overdekt
  • cuestión, la = kwestie
  • disciplina, la = discipline
  • divorciado = gescheiden
  • ducha, la = douche
  • emigrar = emigreren
  • energía, la = energie
  • entrada, la = toegangskaart
  • espectáculo, el = voorstelling
  • gimnasia, la = gymnastiek, sport
  • moverse = zich bewegen
  • oportunidad, la = gelegenheid
  • prioridad, la = prioriteit
  • rey, el = koning
  • sano = gezond
  • secreto, el = geheim
  • siempre = altijd
  • sillón, el = luie stoel, leunstoel