Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Spaans Nederlands
  • el hombre = de man
  • este hombre = deze man
  • la manera = de manier
  • la revista = het tijdschrift
  • la duración = de duur
  • la solución = de oplossing
  • el minusválido = de invalide
  • el cigarrillo = de sigaret
  • el viaje = de reis
  • el aeropuerto = het vliegveld
  • el coche = de auto
  • el tren = de trein
  • el avión = het vliegtuig
  • el desayuno = het ontbijt
  • la cena = het avondeten
  • la información = de informatie
  • el folleto = de folder
  • la escuela = de school
  • la escuela de turismo en Holanda = de MTRO
  • media hora = een half uur
  • Hasta luego. = Tot ziens.
  • el almuerzo = de lunch
  • el almuerzo de negocios = de zakenlunch
  • la piscina = het zwembad
  • la playa = het strand
  • la excursión = de excursie
  • al = naar
  • Vamos al centro. = We gaan naar het centrum.
  • el piso = de flat / de verdieping
  • el paseo en lancha = de rondvaart
  • esta tarde = vanmiddag / vanavond
  • ¿En qué puedo servirle? = Waarmee kan ik u van dienst zijn?
  • ¿verdad? = nietwaar?
  • luego = vervolgens
  • el contacto = het contact
  • la organización = de organisatie
  • la costumbre = de gewoonte
  • la vez/las veces = de keer/de keren
  • la estancia = het verblijf
  • la posibilidad = de mogelijkheid
  • el hermano = de broer
  • Argentina = Argentinië
  • la persona = de persoon
  • la fecha de salida = de vertrekdatum
  • el viaje en barco = de bootreis
  • el billete de ida = het enkelereis kaartje
  • el diez de febrero = op 10 februari
  • para = voor/om te
  • en coche, tren = met de auto/trein
  • grande = groot
  • un coche grande = een grote auto (mnl.)
  • una casa grande = een groot huis (vr.)
  • coches grandes = grote auto’s
  • casas grandes = grote huizen
  • la gran ciudad = een grote stad
  • pequeño = klein
  • un avión pequeño = een klein vliegtuig (mnl.)
  • una habitación pequeña = een kleine kamer (vr.)
  • aviones pequeños = kleine vliegtuigen
  • habitaciones pequeñas = kleine kamers
  • bonito (bonita-bonitosbonitas) = mooi
  • próximo = volgende
  • más rápido = sneller/snelst
  • agradable = aangenaam
  • cómodo = comfortabel
  • interesante = interessant
  • ¿Cuánto? = Hoeveel?
  • a las siete = om zeven uur
  • las tres y media = half vier