ES
EN
NL
FR
DE
IT
Aprender vocabulario
Sugerencias
Método de estudio
Inicio
Wozzol
Sugerencias
Método de estudio
Listas de vocabulario
Noticias
Aprender vocabulario
Si desea aprender más vocabulario en un idioma extranjero, háganoslo saber.
Póngase en contacto con nosotros
Lista de vocabulario
Listas de vocabulario
Spaans
De Uitgeversgroep
Spaans A1 SPA A1 HTR
A1 - Deel Vrijetijdssector - 1e editie
SPA A1, Hoofdstuk 3 En la recepcion
Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.
Acciones
Lista abierta para aprender
Imprimir la lista como
flashcards
Exportar lista como archivo de texto
Spaans
Nederlands
a ver....
=
eens even kijken
acento, el
=
accent, het
alfabeto, el
=
alfabet, het
alojamiento, el
=
accommodatie, de / logies / onderdak / verblijf, het
aparcamiento, el
=
parkeerterrein, het / parkeerplaats, de
aparcar
=
parkeren
apellido, el
=
achternaam, de
apellidos, los
=
achternamen, de
aquí tiene
=
alstublieft (als je iets geeft)
arroba, la
=
apenstaartje, het
ascensor, el
=
lift, de
baño, el
=
bad, het (ook: toilet)
Buenas noches
=
goedenavond / goedenacht
buenas tardes
=
goedemiddag
buenos días
=
goededag
c / (calle)
=
straat
claro
=
uiteraard
claro que sí / por supuesto
=
natuurlijk / uiteraard
coche, el
=
auto, de
código postal, el
=
postcode, de
¿cómo se escribe?
=
hoe schrijft men dat?
cómo se llama?
=
hoe heet u?
con
=
met
correo electrónico, el
=
e-mail
¿cuál?
=
wat / welke?
¿cuál es su número
=
wat is uw
de reserva?
=
reserveringsnummer?
¿cuáles?
=
wat / welke (bij meervoud)?
¿cuánto cuesta?
=
hoeveel kost het?
¿cuánto / -a?
=
hoeveel?
cuesta
=
het kost / hij kost
dar
=
geven
datos personales, los
=
persoonlijke gegevens, de
¿de dónde es usted?
=
waar komt u vandaan?
de nada
=
geen dank
desayunar
=
ontbijten
desayuno, el
=
ontbijt, het
dirección, la
=
adres, het
DNI (documento nacional de identidad), el
=
ID / identiteitsbewijs, het
domicilio, el
=
woonplaats, de
domingo
=
zondag
ducha, la
=
douche, de
en la recepción
=
aan de receptie / bij de receptie
¿en qué puedo servirle?
=
waarmee kan ik u van dienst zijn?
equipaje, el
=
bagage, de
es posible
=
het is mogelijk
escalera, la
=
trap, de
eso es
=
zo is het
espacio, el
=
spatie, de (ook: de ruimte)
está bien
=
dat is goed
fecha, la
=
datum, de
fecha de entrada, la
=
aankomstdatum, de
fecha de salida, la
=
vertrekdatum, de
firma, la
=
handtekening, de
formulario de reserva, el
=
reserveringsformulier, het
guión, el
=
streepje, het
guión bajo, el
=
lage streepje, het
habitación, la
=
kamer, de
habitación doble, la
=
tweepersoonskamer, de
habitación individual, la
=
eenpersoonskamer, de
hasta
=
tot
huésped, el
=
gast, de (mannelijk)
huéspeda, la
=
gast, de (vrouwelijk)
jueves
=
donderdag
Latinoamérica
=
Latijns-Amerika / Zuid-Amerika
libre
=
vrij
lunes
=
maandag
llave, la
=
sleutel, de
martes
=
dinsdag
mayúscula, la
=
hoofdletter, de
media pensión
=
half pension
miércoles
=
woensdag
minúscula, la
=
kleine letter, de
momento, un
=
ogenblik / moment, een
móvil, el
=
mobiele telefoon, de
noche, la
=
nacht, de
nombre, el
=
naam, de
número de habitación, el
=
kamernummer, het
número de pasaporte, el
=
paspoortnummer, het
número de teléfono, el
=
telefoonnummer, het
o
=
of
otro / -a
=
ander / andere
para
=
voor
pensión completa
=
volpension
piso, el
=
verdieping
planta, la
=
verdieping, de
por
=
per
por favor
=
alstublieft (als je iemand iets vraagt)
primero / -a
=
eerste
puede
=
hij / zij kan / u kunt
puedo
=
ik kan
punto, el
=
punt, de
queremos
=
wij willen
quiere
=
hij / zij wil, u wilt
reserva, la
=
reservering, de
sábado
=
zaterdag
se
=
men
segundo / -a
=
tweede
semana, la
=
week, de
señor, el
=
heer / meneer, de
sin
=
zonder
sólo
=
alleen / alleen maar / enkel
su / sus
=
uw
tarjeta de crédito, la
=
creditcard, de
teléfono, el
=
telefoon, de
tipo de habitación, el
=
soort kamer, de
tomar
=
nemen
tu / tus
=
jouw
vale
=
okay
viernes
=
vrijdag