Wozzol

Por favor, compruebe si la lista de vocabulario es correcta antes de aprenderlo.

  • Spaans Nederlands
  • ¡Bebe mucha agua! = Drink veel water!
  • ¡Bienvenidos a todos! = Welkom allemaal!
  • ¡Buen provecho!/¡Que aproveche! = Smakelijk eten!
  • ¡Más alto, no os oigo! = Harder, ik hoor jullie niet!
  • ¡Qué os divertáis! = Ik wens jullie veel plezier
  • ¡Qué se diviertan! = Ik wens u veel plezier
  • ¡Qué te diviertas! = Ik wens je veel plezier
  • ¡Qué tengáis un buen partido! = Prettige wedstrijd!
  • ¡Tenga cuidado con los rateros/carteristas! = Past u op voor zakkenrollers!
  • ¿Hay preguntas? = Zijn er nog vragen?
  • ¿Os lo pasáis bien? = Hebben jullie het naar je zin?
  • A eso de las seis = Ongeveer om zes uur
  • A tu gusto = Naar jouw eigen smaak
  • Alrededor de = Rondom
  • Atacar = Aanvallen
  • Bienvenidos a… = Welkom in…/bij/…/op…
  • Colorido = Gekleurd
  • Contar un gol = Een doelpunt tellen
  • Cortar = Knippen/doorknippen
  • Cubrir = Bedekken
  • Cuidado con = Pas op met/kijk uit voor…
  • Cuidado con los niños pequeños = Voorzichtig met kleine kinderen
  • Dar consejos = Advies geven
  • Dar una patada = Schoppen/een schop uitdelen
  • Dejar = Laten
  • Dividir = Verdelen
  • Dividir en 2 partes = Halveren
  • Dos tiempos de veinte minutos cada uno = Twee helften van 20 minuten
  • El abalorio = De kraal
  • El adversario = De tegenstander
  • El anillo = De ring
  • El bañador = De zwembroek
  • El bañador largo = De boxershort
  • El botón = De knoop
  • El círculo = De cirkel/het rondje
  • El collar = De ketting
  • El consejo de seguridad = Het veiligheidsadvies
  • El descanso dura 10 minutos = De rust duurt 10 minuten
  • El ganador = De winnaar
  • El gol = Het doelpunt
  • El hilo = De draad
  • El ojo = Het oog
  • El papel = Het papier
  • El papel de periódico = Het krantenpapier
  • El paso = De stap
  • El pendiente = De oorbel
  • El pescado = De vis (om te consumeren)
  • El piercing = De piercing
  • El portero = De keeper
  • El poste = De doelpaal
  • El premio = De prijs (dat wat je kunt winnen)
  • El primer premio = De 1e prijs
  • El punto = Het punt
  • El ratero/el carterista = De zakkenroller
  • El reloj = Het horloge
  • El silbato = De fluit
  • El suelo = De grond/de vloer
  • El trozo = Het stuk
  • El tubo de papel higiénico = De toiletrol
  • Empujar = Duwen
  • En nombre de = Namens
  • Es importante beber mucha agua = Het is belangrijk om veel water te drinken
  • Es peligroso = Het is gevaarlijk
  • Espero que se diviertan = Ik hoop dat u zich vermaakt
  • Está muy caliente = Het is heel warm/heet (eten/drankjes)
  • Está prohibido ir por la calle sin camiseta = Het is verboden zonder shirt over straat te lopen
  • Fácil = Gemakkelijk/eenvoudig
  • Fotografiar = Fotograferen
  • Ganar = Winnen
  • Golpear = Slaan
  • Hace (mucho) calor = Het is (heel) warm weer
  • Inflar = Opblazen
  • Jugar = Spelen
  • La árbitro/árbitra = De scheidsrechter
  • La boca = De mond
  • La cancha = Het veld/sportveld
  • La concha = De schelp
  • La fachada = De gevel
  • La foto = De foto
  • La franja = Het lint
  • La lana = De wol
  • La nariz = De neus
  • La pelota tiene que sobrepasar la línea de gol = De bal moet de doellijn passeren
  • La portería = De goal/het doel (waar de keeper staat)
  • La pulsera = De armband
  • La red = Het net
  • La ropa deportiva = De sportieve kleding
  • La zancadilla = De tackle (bij voetbal)
  • Las chanclas/chancletas = De slippers
  • Las reglas del juego = De spelregels
  • Lentamente = Langzaam
  • Les damos las bienvenidas = Wij heten u welkom
  • Llevar una gorra = Een pet dragen
  • Los juegos de red = De netspelen
  • Los zapatos (deportivos) = De (sport)schoenen
  • Más o menos = Ongeveer
  • Medianoche = Middernacht
  • Muy fácil de hacer = Heel eenvoudig te maken
  • Nadar = Zwemmen
  • Os doy las bienvenidas = Ik heet jullie welkom
  • Para protegerse del sol = Om u te beschermen tegen de zon
  • Parar el juego = Het spel stoppen
  • Pedir bebidas = Drankjes bestellen
  • Pegar = Plakken
  • Peligrosamente = Gevaarlijk (bijwoord)
  • Perder el camino = Verdwalen
  • Ponerse = Opzetten (hoed of pet)
  • Ponerse crema solar = Zich insmeren (tegen de zon)
  • Rellenar = Vullen/opvullen
  • Saber nadar = Kunnen zwemmen
  • Secar = Drogen
  • Sellar = Afsluiten/dicht maken
  • Silbar = Fluiten (scheidsrechter)
  • Tampoco = Ook niet
  • Tapar = Afdekken
  • Tener cuidado con… = Oppassen met…/uitkijken voor…
  • Tocar = Aanraken/raken
  • Tocar la pelota con la mano = Hands maken (de bal met de hand aanraken)
  • Voy a explicar las reglas del juego = Ik ga de spelregels uitleggen
  • Voy a explicar lo que vamos a hacer = Ik ga uitleggen wat we gaan doen